Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Volkskrantblog

Stoffige lunch met Het Verzet

“Jullie gaan zeker de ruines bekijken!” Onze medepassagier lachte schamper. We waren onderweg naar Baalbeck, normaal gesproken een toeristische trekpleister vanwege de indrukwekkende overblijfselen van Romeinse tempels en steden, sinds het begin van de oorlog vooral bekend als doelwit voor Israelische aanvallen op Hezbollah. Het plan was inderdaad om de ruines te bekijken – niet de oude stenen, maar de nieuwe puinhopen van de afgelopen weken. Vlak naast het busstation lagen de brokstukken van een gebouw dat ik eerder gezien had. Toen telde het nog 4 verdiepingen. De winkeliers van de zaakjes eromheen waren druk bezig het puin en stof te verwijderen, alle ruiten in de wijde omgeving waren gebarsten.

De sapverkoper op de hoek nodigde ons uit voor een kopje koffie. Het moest wel bij zijn neef thuis gebeuren, want zijn eigen huis bestond niet meer – zijn buurman was iets hoogs binnen Hezbollah. Al snel zaten we aan de lunch in de keuken, in allerijl door de sapverkoper in elkaar gedraaid. Of we hem wel wilden verontschuldigen voor de gebroken ruiten en de gescheurde gordijnen... Plotseling wemelde het huis van de mensen: de hele familie was teruggekomen uit de dorpen rondom Baalbeck, om de schade op te nemen. Nadat oma de neef een uitbrander had gegeven omdat hij gasten had ontvangen in zo’n stoffig huis, was het tijd om ons haar visie te vertellen: “Ik dacht altijd dat Israeliërs slimme mensen waren, maar wat ze nu gedaan hebben is wel heel dom. Nu is iederéén hier voor Hezbollah! En iedereen die niet voor Hezbollah is, is onpatriottistisch.”

Haar kleinzoon krijgt in elk geval een ‘vaderlandslievende’ opvoeding: druk bezig met zijn hervonden speelgoed dat hij meer dan een maand had moeten missen, werd hem opgedragen een liedje voor ons te zingen. Het werd ‘Samidoun’, een populair Hezbollah-deuntje dat zoveel betekent als ‘wij houden vol’, waarna hij door de gang marcheerde op het ritme van ‘Al Mukawama’ (Het Verzet, een andere naam voor Hezbollah). Ineens begon het buiten te onweren. Bij de eerste donderslag dook hij onder de bank, om er niet meer onderuit te komen. “Vliegtuigen! Bommen! Vliegtuigen!” riep hij huilend. Het hart klopte me in de keel. Hoe kon dit kleine jong weten dat de knallen en dreunen ditmaal verfrissende regen brachten, en niet de verwoestende ravage die de hele wijk achter zijn huis in puin had gelegd?

Politiek in Libanon is een dodelijke sport

Soms begrijp ik niets van de Libanese samenleving. Of eigenlijk, soms wíl ik niet begrijpen wat er gebeurt. De antropoloog in mij vindt het waanzinnig interessant, maar als mens zou ik er zo nu en dan liever ver vandaan blijven. Neem een dag als vandaag. Een rustig kopje thee op een terras in Ashrafiyeh (het Christelijke deel van Beiroet) werd ruw verstoord door een grote verzameling mensen op het drukke kruispunt. Politie-agenten hielden het verkeer tegen, uit luidsprekers klonk opzwepende muziek en er werd druk gezwaaid met vlaggen. Niet de Libanese vlag, maar verschillende afbeeldingen van ceders en kruisen. Onder schel gefluit en geklap werd een spandoek aan een gebouw opgehesen: een enorme foto van Bashir Gemayel, ooit hoofd van de Lebanese Forces (een Christelijke militia tijdens de burgeroorlog) en in 1982, het jaar van de Israelische invasie, verkozen tot president maar vermoord voordat hij daadwerkelijk als zodanig was aangetreden.

Het had een gewone herdenking van de dood van een historisch belangrijke politicus kunnen zijn, maar zoiets bestaat niet in Libanon. De Lebanese Forces waren bondgenoten van het Israelische leger in de jaren 80, en er wordt algemeen aangenomen dat de massa-slachtingen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila (aangericht door de Lebanese Forces onder toeziend oog van het Israelische leger) een vergeldingsactie waren voor de dood van Gemayel. Een bijeenkomst als vandaag waarbij uit volle borst gezongen wordt ‘Bashir, we zullen je nooit vergeten!’, een week nadat het staakt-het-vuren een einde maakt aan een Israelisch aanval op de Libanese Moslims, is een duidelijke boodschap. Dit gaat nog wel een stapje verder dan gewoon doorfeesten in oorlogstijd terwijl er elders mensen uitgehongerd worden doordat hun dorpen afgesneden zijn van de rest van het land, verder dan je schouders ophalen en zeggen “dit is hún oorlog, niet de mijne” in je veilige huis in de bergen. Hier worden de verschillen tot het uiterste gedreven, hier wordt ronduit bedoeld: was het Israelische leger maar wat succesvoller geweest, deze keer.

Mijn moslimvrienden lachen gelaten om mijn verontwaardiging. “Wen er maar aan, zo gaat het in Libanon!”

Van je landgenoten moet je het maar hebben.

En nu maar hopen dat het goed gaat

“Hij zegt dat Israel Libanon niet meer aan zal vallen!” De moeder des huizes heeft het over Minister Bot, die vandaag op bezoek is in Libanon. Hoe hij dat kan weten is me een raadsel, maar het geeft hoop. Hoop dat de internationale gemeenschap Israel in toom zal houden, dat de vrees van velen dat het binnenkort weer gruwelijk mis zal gaan ongegrond zal blijken. Hoewel het in de rest van de wereld inmiddels geen voorpagina-nieuws meer is, is niemand hier ervan overtuigd dat de oorlog echt over is. “We moeten dansen, en blij zijn”, zei Walid vrijdagavond in de populaire rooftop-bar White; “we leven tenslotten in een war zone, je weet nooit of we volgende week nog wel uit kunnen gaan!” Hij is niet de enige die er zo over denkt. Dat Israel zit te wachten op een provocatie van Hezbollah, daar hoor ik niemand over twijfelen. Het grote verschil is tussen de Moslims die denken dat Nasrallah slim genoeg is om zich rustig te houden, en de Christenen die denken dat hij zich (wederom) zal laten verleiden in een Israelische val te trappen.

En het is juist deze overtuiging die het zo moeilijk maakt het leven een schijn van normaliteit te geven. Het is de angst van mensen hun kinderen terug naar Nada’s taalcentrum te sturen omdat de school gevestigd is in de zuidelijke buitenwijken; het zijn de ongeruste telefoontjes als mijn vrienden ontdekken dat ik in de bus zit onderweg naar Baalbeck, een stad met veel Hezbollah-aanhangers. Het vertrouwen dat het goed zal blijven gaan is broos en groeit maar langzaam. En worden we niet aan de situatie herinnerd door dreigende uitspraken van verschillende Israelische ministers of president Bush, dan wel door het feit dat de electriciteit nogsteeds op rantsoen is, dat de prijs van een busrit in Beirut met 50% verhoogd is, en dat zelfs de meest populaire club op vrijdagavond niet afgeladen vol is. Maar een eerste groepje van 5 leergierige jongetjes is inmiddels met Engelse les begonnen, de restaurants serveren weer anderen dan alleen journalisten en we hebben al ruim 11 uur non-stop electriciteit. Misschien dat we er toch in gaan geloven.

Naoorlogse evacuatie: de bevrijding van de huishoudsters

Vier weken lang heeft Joanna opgesloten gezeten in het appartement van haar werkgever. Elke dag rond het middaguur kwam haar vriendin wat te eten brengen, dat ze in een mandje stopte dat Joanna vanaf de 7e verdieping liet zakken. Drinkwater was er voldoende en de voorraadkasten in huis waren vol, maar de bewoners hadden gas en electriciteit afgesloten toen ze in de eerste week van de oorlog hals-over-kop naar Dubai waren vertrokken en Joanna alleen in huis achterlieten – de deur vanaf buiten op slot gedaan om zeker te weten dat de Filippijnse huishoudster er niet vandoor zou gaan tijdens hun afwezigheid. Vrijwel elk Libanees gezin dat zich hulp in de huishouding kan veroorloven, neemt een huishoudster. De status van deze dames uit de Filippijnen, Sri Lanka, India en Ethiopië varieert van inwonenende medewerker tot slavin: sommigen worden goed behandeld en lijken gelukkig met hun werk, maar van anderen wordt verwacht dat ze 24 uur per dag, 7 dagen per week alle rotklussen in huis opknappen, achter elk gezinslid aanlopen om diens rommel op te ruimen, zonder protest rondgecommandeerd worden door de vrouw en de kinderen des huizes, slapen in een rommelhok met een doos als kast voor hun weinige bezittingen en als het echt erg is, ook nog te zorgen dat de heer des huizes aan zijn trekken komt. Er zijn regelmatig berichten van huishoudsters die proberen weg te lopen, maar ver komen ze meestal niet omdat hun paspoorten in handen zijn van hun werkgevers.

Deze oorlog was voor veel huishoudsters de mogelijkheid waar ze al zo lang op wachtten. Ook al had de Ethiopische ambassade pas in de laatste week van de oorlog een aantal bussen naar Syrië weten te regelen, en had de Filippijnse ambassade uit geldgebrek alleen onderdanen uit ‘extreem onveilige gebieden’ geëvacueerd, velen zagen hun kans schoon om voor het eerst in jaren het land te verlaten. Een buurvrouw die meende dat de oorlog bijna over was en dat de huishoudster wel kon blijven, werd vriendelijk meegedeeld: “Mevrouw, als u mij niet laat gaan, zet ik u vannacht een mes op de keel”. Nu is het directe oorlogsgevaar geweken en zijn veel gezinnen, die heel goed beseffen dat hun hulp niet terug zal komen, dringend op zoek naar nieuwe huishoudsters. Maar ik denk dat er een flink aantal zijn, zoals Joanna, die nogsteeds hoognodig uit hun ‘extreem onveilige gebied’ geëvacueerd zouden moeten worden.

Geen benzine, geen buikpijn

Tabasco, Lindt chocolade-repen, verse champignons, Seven-up en benzine. Het lijkt een vrij willekeurig boodschappenlijstje, maar niets is minder waar: het zijn allemaal zaken die de afgelopen weken schaars, zo niet helemaal onverkrijgbaar zijn geworden in Beirut. Dat de benzine op zou raken, was te verwachten. Zodra de twee soldaten gekidnapt waren en Israel kwam overvliegen, racete iedereen naar het dichtstbijzijnde tankstation om met tenminste een volle tank en liefst nog wat extra jerrycans huiswaarts te keren. Een paar weken later waren de rijen voor de benzine-stations 3 uur lang en tot 5 straten verderop, waarbij er ook nog eens een maximum gold van iets minder dan 10 liter per keer. Er waren mensen die naar de bergen in het noorden reden om daar in één keer een volle tank te halen, of die hun favoriete pompstationhouder een kleinigheidje toestopten in ruil voor wat extra liters. Inmiddels zijn er een aantal ladingen benzine gearriveerd vanuit Syrië en is de situatie iets verbeterd, maar de taxi-chauffeurs gebruiken het nogsteeds als argument om een dubbel tarief te rekenen.

Van de overige zaken op het boodschappenlijstje zijn nog geen nieuwe bezorgingen gedaan vanwege de Israelische blokkade en de kapotte wegen, maar die schaarste heeft zo haar eigen charmes: vragen om Tabasco in een restaurant betekent dat je angstvallig in de gaten wordt gehouden terwijl je ermee in de weer bent en dat het kostbare flesje direct na gebruik weer van de tafel verwijderd wordt. Gerechten met champignons veranderen in glibberige maaltijden met stukjes rubber uit blik, Lindt chocolade-repen zijn inmiddels een zeer gewaardeerd verjaardagscadeau, en Seven-up, tja, Seven-up... waarom was dat eigenlijk zo snel op, toen alle andere frisdranken nog gewoon te verkrijgen waren? Blijkt dat veel Libanezen denken dat het een wonderdrankje is tegen maag- en darmproblemen, en het vooruitzicht van een eventuele maandenlange belegering, terend op rijst, meel, en bonen uit blik deed velen van hen besluiten dat een kratje Seven-up geen overbodige luxe zou zijn.