Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Personal

Eid Kariem! - Gelukkig Suikerfeest!

De eerste week van Ramadan was het ergst: honger, dorst, de hele dag aan niets anders kunnen denken dan eten en drinken. In de weken erna wende het langzaam maar zeker, het hongergevoel werd minder, de laveloosheid aan het eind van de middag – vlak voor de iftar – niet meer zo overweldigend. Ik begon de lol van het vasten in te zien: kijken hoe lang je het vol kunt houden zonder nieuwe brandstof voor je lichaam. Het werd me weer eens duidelijk dat de geest veel sterker is dan het lichaam, en ik kan me nu voorstellen dat Ramadan, naast alle TV-shows waarin auto’s en koelkasten weggegeven worden, ook een heel spirituele ervaring kan zijn. De reacties van anderen op mijn vasten waren over het algemeen positief – vooral ouders van vrienden konden het erg waarderen dat ik wilde voelen wat zij elk jaar lang een maand meemaken. Een beetje vreemd vonden ze het vaak ook wel, vooral toen bleek dat ik daadwerkelijk de héle Ramadan bleef volhouden. ‘Samidoun?’ vroegen ze dan als ze me zagen, ‘nogsteeds volhardend?’. Mensen van mijn leeftijd wilden vooral weten of ik me aan álle regels hield – tijdens deze heilige maand is seks hebben uit den boze, maar aangezien Walid op dag één naar Nederland was vertrokken, hoefde ik over een antwoord daarop niet na te denken.

Een groot voordeel voor mij was dat Ramadan ook de maand is van de gezamelijke maaltijden, waarbij uitgebreid gekookt wordt voor zoveel mogelijk mensen. Het feit dat ik alleen woon en aan het vasten was, maakte dat ik zo ongeveer om de avond uitgenodigd was voor een iftar bij een bevriende familie. Wat overbleef van de vegetarische gerechten kreeg ik dan keurig in tupperware mee naar huis, dus te eten had ik altijd – ik heb in de hele maand precies drie keer zelf gekookt.

Ik was niet de enige die in de loop van de maand haar energie hervond. Hamra, de belangrijkste winkelstraat in mijn buurt, was in de eerste week elke avond uitgestorven, maar met het naderen van Eid el Fitr (Suikerfeest) gingen veel kledingwinkels na inftar weer open, en caféetjes en coffeeshops zoals Starbucks bleven hun klanten bedienen tot 4 uur ’s ochtends (vlak voor het mannetje met de trommel door de straten liep om aan te kondigen dat het moment van vasten weer was aangebroken).

En vandaag is het dan eindelijk Eid el Fitr. De meeste mensen hebben vrij; ze zijn in hun nieuwe kleding op weg naar een uitgebreide lunch met de familie, de kinderen rennen door de straten om de laatste restjes vuurwerk af te steken. Ik vier het met een middagmaal van spaghetti en broccoli... eindelijk weer lekker zelf koken.

On a Su-Shi Diet

“You are fasting? Ah, for the day. No? For the whole month? Why would you do that? Next thing we know we will see you wearing a veil!” Yes, I am fasting during the whole month of Ramadan. No, I am not becoming Muslim. I am merely practicing what Anthropologists like to call participant observation. You do what the people around you do, to experience what they experience and thus, hopefully, come to a better understanding of why people think what they think and do what they do. As many people around me are fasting, I decided to join them and not eat and drink from sunrise to sunset for one whole month (in Lebanon, this is from around 4.45am until 7pm – apparently, in The Netherlands sunset isn’t until 8.30pm… pfff!).

The first day was a big shock. I had decided to wake up at 4.30am to drink enough water for the whole day. Big mistake: as I laid back down, my belly was playing storm-on-sea and there was no way I would sleep again. At noon, my brain started to fade, and at 6pm I had trouble looking straight. Dinner, at my beloved’s parents’ place, was a relief. The opening bite was the traditional date followed by a sweet drink, and then the equally traditional lentil-soup and fattoush (a Lebanese salad) which went down faster than a fish down a waterfall. Glasses and glasses of water to quench the thirst, regretted half an hour later as I sat on the couch to digest, feeling I was about to explode.

Fasting has become less hard over the days. The hour at which the fatigue sets in gradually moves to later in the afternoon, and I occasionally manage to think about something else than food or drinking. The good part are the iftars – the dinner to break the fast after sunset. Here goes: the more the merrier, and eating alone during Ramadan is not done, so I am, like last year, invited to many a home-cooked meal. But I don’t mind eating my iftar alone. There is a certain magic to preparing the meal without so much as licking my fingers to taste what I am cooking, setting the table on the balcony, and then, with so many people on the balconies around me, waiting for the mosque to start singing; the sign that dinner can be consumed. The only problem is which mosque to follow: Sunnis start eating when the mosque is done singing, but Shia generally wait another 20 minutes or so, just to be sure that the sun has gone down completely.

On the balconies across the street I see two families – one on the 5th, one on the 2nd floor. The grandfather on the 5th floor usually sits down at the table long before sunset, and he is joined quickly by his family members as the call to prayer ends. Silence, interspersed by the clicking knifes and forks on the plates, ensues. I am guessing they are Sunni. It takes another quarter of an hour for the grandmother to emerge on the 2nd floor, with a big bowl of soup in her hands. Their dedication to fast until the last moment implies they are Shia. Me? I have started eating somewhere in between the two. I am on a Su-Shi diet.

Een ongeluk komt nooit alleen...

Ik was natuurlijk niet zomaar zonder te kijken uit de auto gestapt, op die avond dat de spijker me een Jezus-formaat gat in mijn voet bezorgde. Het was donker, het was voor het eerst deze zomer gaan regenen, en onze auto was naar de kant van de weg geschoven door de Daewoo die onze achterbak ingereden was. De klap was behoorlijk geweest, en mijn eerste reactie was daarom ‘hee, waarom giet ik het water dat ik aan het drinken ben over het dashboard in plaats van in mijn mond?’ en de tweede ‘shit, wat was dat, leeft iedereen nog?’, meer dan ‘ligt er misschien een stuk hout-met-roestige-spijker tekenfilmachtig te wezen in deze berm?’. In Libanon gebeuren naar schatting zo’n 500 dodelijke verkeersongelukken per jaar (2004, AUB bulletin), tegenover zo’n 800 in Nederland (2006, CBS) – maar dat met een bevolking van 4 miljoen tegenover 16 miljoen in Nederland. Het verbaast me eerlijk gezegd dat het er niet meer zijn, gezien de ‘verkeersregels’ hier. Ik heb hier meer auto’s op de kop en/of dubbelgevouwen op en naast de weg zien liggen dan ik op één hand kant tellen (dat betekent dat ik, persoonlijk, getuige ben van op zijn minst 1 grootschalig auto-ongeluk per 2 maanden. Kun je je dat voorstellen? Sietske heeft een mooi plaatje van hoe dat er uit kan zien als het nog redelijk goed afloopt).

Maargoed, terug naar de donkere weg net buiten Siddiqine, een dorpje vlakbij Sour, in Zuid-Libanon. De spijker eenmaal uit de voet getrokken renden we naar de auto die van achteren op ons geklapt was. Het bleken drie dames uit het dorp, alledrie zonder rijbewijs, in een huurauto, onderweg terug van een bruiloft. Afgezien van de schok was er ook met hen niet veel aan de hand, behalve het verlies van de voorkant van de auto – inclusief essentiële onderdelen als de motor, die er een beetje belabberd bij hing te bungelen. Het duurde niet lang of het nieuws had zich gemeld in het dorp, en de eerste hangjongeren op scooters kwamen langs om het evenement van dichtbij te bekijken. Alle chauffeurs van langsrijdende auto’s stopten om uitgebreid commentaar te leveren op de schade. Al gauw stonden er 12 mannen aan de auto’s te duwen en trekken, schuldigen aan te wijzen en het ongeluk te beschrijven – de 5 betrokken dames waren gemakshalve in de berm geschoven, naar hun mening werd niet gevraagd – en de gevolgen te voorspellen. In eerste instantie waren ze met zijn allen tegen Walid – zo’n jongeman uit Beirut, het moest wel zijn schuld zijn. Verlossing kwam met de vraag ‘waar kom je vandaan?’ (wat hier zoveel betekent als: wat is je familie/religie/politieke voorkeur?) en hij antwoordde dat zijn opa meneer J. uit Nabatiyeh (een overwegend Shi’a-stadje in Zuid-Libanon) is. Ineens werden er handen geschud, schouders beklopt en was het enige probleem de inmiddels gearriveerde verzekeringsexperts ervan te overtuigen dat het de echtgenoot van de bestuurster was geweest die op het moment van het ongeluk achter het stuur had gezeten – dit terwijl de goede man, in alle haast opgebeld, met zijn zoontje in pyjama kwam aanscheuren op het moment dat de experts al lang en breed de schade aan het fotograferen waren.

Uiteindelijk bleek het allemaal niet zoveel uit te maken wie schuld had en wie niet: in Libanon is de verzekeringspremie onafhankelijk van het aantal ongelukken dat je maakt. Zou misschien geen slecht idee zijn hier de no-claim korting in te voeren...

(PS: Vanaf nu ga ik merendeels in het Engels verder, aangezien Walid naar Nederland terug is en hij ook graag wil meelezen met de roddel en achterklap uit zijn vaderland.)

Now even my ass is blessed

Klassieke fout: uit de auto stappen en niet kijken waar je je voeten neerzet. Dan kan het dus gebeuren dat je middenop een blok hout stapt waar een spijker uitsteekt. En dan kan het gebeuren dat die spijker dwars door je slipper je voetzool in gaat, zo’n centimeter en een half. En als dat gebeurt in zuid Libanon, dan kun je gewoon naar de avond-apotheek voor een tetanus-prik en een antibiotica-kuurtje. Aangezien de woorden ‘injectie’ en ‘open wond’ nog niet in mijn arabische vocabulaire voorkomen, verliep de conversatie tussen Walid en de (waarschijnlijk conservatief-religieuze, gezien het dorp waar we doorheen kwamen,) apotheker als volgt: Apotheker [met een rood hoofd]: De naald moet in haar bil. Walid: De naald moet in je bil Apotheker [kijkt verontschuldigend naar Walid]: Er is geen andere plek, het moet daar, in die spier. Ik doe mijn best om mijn lach te onderdrukken en trek mijn rok ver genoeg omlaag om de juiste plek naald-klaar te maken. De apotheker kijkt verward naar Walid – waarom staat hij er nogsteeds bij te kijken? We toch niet getrouwd? Zijn hoofd wordt ondertussen roder en roder. Als hij in de gaten krijgt dat Walid niet van plan is de ruimte te verlaten, zegt hij: Zeg haar één keer diep in te ademen. Ik adem diep in en hoor de apotheker mompelen: bismillah el rahman el rahim – in de naam van God, de erbarmer, de barmhartige – en prik! Mijn rechterbil is gezegend en het tetanus-gevaar afgewend.