Qussa

Stories from Afar & Up Close

Komt voor de bakker

Om in het uiterste zuiden van Libanon rond te mogen rijden (langs de grens met Israel, waar de UN soldaten de boel ‘bewaken’) moet je als buitenlander een speciale permit hebben. Voor mijn werk moet ik af en toe onze projecten in dat gebied bezoeken, en dus moet ik er één aanvragen. Dat kan elke ochtend van 9 tot 1 bij een kantoor van het leger in Saida, een stad tussen Beirut (waar ik woon) en Tyr (waar ik werk). Het is niet meer dan een stukje papier van 3 bij 3 centimeter met het registratie-nummer van de permit, handgeschreven, maar ik wil geen risico lopen iets verkeerd te doen in een bureacratische procedure: naast paspoort en een oude permit van afgelopen zomer heb ik een uitgebreide brief mee van mijn baas over het hoe en waarom van de aanvraag. Onderweg richting Saida krijg ik een spoedcursus bureaucratische woorden in het Arabisch, beginnend bij wat te zeggen tegen de taxi-chauffeur om op de juiste plaats te geraken, en eindigend met ‘mag ik uw supervisor vragen mijn baas te bellen?’. Je weet maar nooit hoe het loopt.

De taxi-chauffeur heeft niet veel woorden nodig: ‘kazerne’ en een blond hoofd is genoeg. Als hij ontdekt dat ik wat Arabisch spreek, vraagt hij of ik ‘iemand ken’ in de kazerne. Nee, mijn wasta reikt niet zo ver. De zijne wel: hij krabbelt twee namen op een papiertje en drukt me op het hart naar hen te vragen en te zeggen dat ik hem ken.

Dan sta ik aan de slagboom bij de kazerne en probeer aan de soldaat op wacht uit te leggen waar ik voor kom. Eerst maar eens zonder de connecties van de taxi-chauffeur proberen. De soldaat vraagt me een half uurtje te wachten, ik ben te vroeg. Geen probleem, ik had gerekend op lange wachttijden: ik ga met mijn boek naast het wachtershuisje in de zon zitten. Dat lijkt hem een beetje zenuwachtig te maken, en hij belt naar de kazerne voor versterking. De tweede soldaat checkt mijn papieren voor de aanvraag en constateert dat de benodigde kopie van mijn paspoort ontbreekt. Die kan ik 20 meter verderop bij de bakker laten maken.

Even meen ik dat mijn Arabisch toch niet zo goed is als gedacht. De bakker? Of schept hij er genoegen in de buitenlanders voor de gek te houden?

Maar inderdaad: ik wandel naar de bakkerij en behalve twee ovens is er ook een kopiëer-apparaat aanwezig. “Eén mana’ouche en twee kopiën van mijn paspoort, alstublieft.”

De rest van het procedure verloopt net zo simpel, en de wasta van de taxi-chauffeur blijven onaangeroerd: langs de slagboom naar binnen, telefoon afgeven aan het mannetje bij de deur, boven in het kantoor het aanbod van een kopje koffie of thee afslaan, zien hoe brief van de baas, kopie van paspoort en pasfoto aan elkaar geniet worden, en het kleine stukje papier met het oh-zo-belangrijke registratie-nummer in ontvangst nemen. Ik mag zelfs kiezen voor hoe lang ik ‘m wil: een dag, een week of een maand? Ik was op vanalles voorbereid, maar niet dat het zo makkelijk zou gaan...