Qussa

Stories from Afar & Up Close

Schone Schijn

Wij hebben een intellectueel huis, zeggen onze vrienden. Dat komt omdat we een boekenkast hebben die gemaakt is van bakstenen en oude planken en in de woon/eetkamer staat. Het komt ook omdat onze voordeur vrijwel direct uitkomt op de (open) keuken en de woon/eetkamer. Tel daarbij op dat we geen TV hebben en onze extra kamer gebruiken als slaapkamer voor gasten, en men kan niet anders dan concluderen dat wij toch wel héél eccentriek wonen. In een Libanese woning gaat dat heel anders, zeker als deze woning een upper-class appartement in Beirut is. Het begint al bij binnenkomst in het gebouw: de begane grond is betegeld met marmeren platen en dat marmer loopt door op de trap, tot de trap de hoek omgaat en uit het zicht verdwijnt: dan is graniet of zwart zeil ook goed genoeg. Iedereen neemt immers de lift, dus niemand die het ziet!

Het huis zelf is ingericht volgens ditzelfde principe: één deel voor de gasten, en één deel voor de familie zelf. De hal achter de voordeur behoort uiteraard tot het publieke gedeelte, en is daarom bij voorkeur voorzien van een grote spiegel in een gouden lijst en een groot boeket plastic bloemen. Welke kant je van daaruit opgaat, is afhankelijk van je status: goede vrienden worden toegelaten tot het familiegedeelte, waar men rondloopt in hemd en pyjama, en waar het meubilair oud maar comfortabel is. Hier hangen de vrolijke familiefoto’s, liggen de aandenkens van toen de kinderen nog klein waren, en zijn de kaarsen voor als de electriciteit uitvalt op schoteltjes vastgesmolten.

Niet iedereen wordt zomaar deelgenoot gemaakt van deze kant van het leven. Er dient indruk gemaakt te worden op het bezoek, zelfs als het de overbuurman is die komt vragen of de auto verplaatst kan worden. Met veel ‘ahla wa sahla’s worden de gasten het ‘mooie’ gedeelte van het huis binnengeleid, om plaats te nemen in één van de zitjes bestaande uit bontgedecoreerde banken en brede stoelen met krullend houten poten en armsteunen. In deze kamer staat meestal ook de piano, en zijn de muren opgesierd met geschilderde landschapjes in gouden lijsten en foto’s van de kinderen tijdens de afstudeerceremonie, met diploma in de hand. Het zijn kamers die nauwelijks gebruikt worden, maar waar de schalen constant gevuld zijn met opzichtig verpakte chocolaatjes en de vitrinekast uitpuilt van de zilveren schalen en kandelaars.

[Toen ik dit allemaal nog net helemaal door had, heb ik eens als dank een zware zilveren kandelaar aan de moeder van een vriend kado gedaan, als dank voor de tijd die ik had mogen doorbrengen in hun huis – in het familiegedeelte uiteraard. Het was me opgevallen dat de kaarsen steeds omvielen op de schoteltjes en dacht zo het nuttige met het aangename te verenigen. Niet dus: die kandelaar verdween in de glazen kast in het gastengedeelte, en de kaarsen in het woongedeelte staan nogsteeds op het punt van omvallen.]

Ik blijf het fascinerend vinden dat mensen zoveel geld uitgeven om een kamer in te richten met dikke fluwelen gordijnen, antieke kastjes en geborduurde lampekappen om die vervolgens het grootste deel van de tijd leeg te laten staan, terwijl hun kinderen met zijn tweeën of drieën een kamer delen, witte spaanplaat-bedden een halve meter uit elkaar omdat er niet meer plek is. Wat dan weer een typisch Nederlandse opvatting blijkt te zijn, omdat mijn Libanese vrienden zich regelmatig afvragen waarom bij ons alle kinderen een eigen slaapkamer moeten hebben. Waar is dat nou voor nodig?