Qussa

Stories from Afar & Up Close

Bint Jbeil, Aitaroun, Maroun el Ras

Eerst woede. Toen verdriet. Toen leegte. En toen begrip voor mensen die fotograaf worden in plaats van journalist: sommige dingen zijn onbeschrijfelijk. Wat volgt is een poging om een rit door het zuiden van Libanon in woorden te vatten. Alles is grauw. Het stof van de brokken beton en cement bedekt alles wat nog eventueel herkenbaar is als huisraad met een dikke grijze laag. Sommige huizen zijn doormidden gespleten, de ene helft in puin op de grond, de andere helft nog overeind – de gemakkelijke fauteuils die eerst voor de televisie stonden, kijken nu ineens uit over de brokstukken. Andere gebouwen zien eruit als een stapel doffe pannenkoeken: plafond op plafond gestapeld, acht, negen, tien lagen dik. Van de persoonlijke bezittingen van de bewoners is niets meer over.

Sommige dorpen zijn voor meer dan de helft vernietigd. Kilometer na kilometer strekt de verwoesting zich uit. Auto’s uitgebrand, resten van benzinestations zwartgeblakerd, elke brug vernietigd. Lange stukken asfalt zonder brug worden onderbroken door enorme kraters in de weg. In de dorpen wordt het leven voor zover mogelijk weer opgepakt: de supermarkt heeft een gat in het dak en een neergestort balkon voor de voordeur, maar alles waar de verpakking van heel is kan via het zijraam verkocht worden. Een groep meisjes zit met de benen bungelend op de rand van een halve verdieping, zwaaiend naar de bulldozer die voorbij komt.

Bint Jbeil, Aitaroun en Maroun el Ras zijn namen die ik alleen kende van het nieuws; het zijn de dorpen dichtbij de Israelische grens waar de hevigste gevechten plaatsvonden. Er doorheen rijden is onwerkelijk. Niets is er meer heel, niets. De weinige huizen die nog overeind staan zijn zwaar beschadigd, ruiten gebarsten, deuren uit hun sponningen gerukt, geen dakpan meer op de juiste plek. Mensen doorzoeken de resten van hun woningen op bruikbare overblijfselen, schijnbaar tevergeefs.

De door Hezbollah opgehangen spandoeken waarschuwen Rice in drie talen dat ze haar ‘nieuwe Midden Oosten’ wel kan vergeten. “Ons bloed heeft gewonnen” wordt afgewisseld met “dit is jullie democratie, USA”. De welbekende gele vlaggen wapperen aan de verbogen stukken ijzer van de gebombardeerde huizen. Ik vraag de taxi-chauffeur of we naar Maroun el Ras kunnen rijden. “Nee,” zegt hij “dat is nu Israel.” Ik zou graag met de Israelische soldaten gaan praten. Ik wil wel eens weten of zij de aanblik van de door hen aangerichte ravage kunnen verdragen.