Soldaten zijn ook maar gewoon mannen
Langzamerhand begint de stad vol te lopen met soldaten. Niet dat er vóór de oorlog geen gewapende mannen op straathoeken stonden, of bovenop geparkeerde tanks onder hun zonneschermpjes zaten, maar dat waren veelal politieagenten in grijs/witte camouflagepakken. Het verschil is dat de mannen die nu de kruispunten in de gaten houden, onopvallend groen/bruingevlekte uniformen dragen. De automatische machinegeweren waar hun armen op rusten zijn echter dezelfde als die van hun voorgangers, evenals de blik in hun ogen: meer gericht op het ronddrentelend vrouwelijk schoon dan op de verkeerslicht-negerende taxichauffeurs. Ook in Dahye, de zuidelijke buitenwijk van Beiroet, beginnen de soldaten terrein te winnen. Daags na het staakt-het-vuren was Hezbollah er nog duidelijk de baas: een man in legeruniform die foto’s wilde maken van de ingestorte gebouwen, werd vriendelijk doch dringend verzocht dat niet te doen: een man met een Hezbollah-pet en machinegeweer bepaalde wie er wel en niet langs de hekken mocht om de situatie op film vast te leggen. De aanwezigheid van het Libanese leger begon daarom aan de wegen rondom Dahye, maar inmiddels zijn de tanks al een flink aantal straathoeken verder richting het centrale (en meest verwoeste) gedeelte gestationeerd, onderweg op elk kruispunt een gewapende soldaat achterlatend.
Nu is de Libanese man bepaald geen straf om naar te kijken, dus maak ik graag een wandelingetje door de buurt. Voor mijn Libanese vriendinnen is deze aanblik echter niets nieuws, dus zijn de dames druk bezig een excursie voor het weekend te plannen: een ritje naar het zuiden. Niet om de schade en verwoesting te bekijken, maar om de UN-soldaten eens goed in zich op te nemen. Aldus Rima: “Mmmm.... Italiaanse mannen...!”