Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Nederlands

Als het zo doorgaat...

We krijgen nu vier uur per dag electriciteit. Als het zo doorgaat, hebben we over een week helemaal geen electriciteit meer. Er zijn nu meer dan minstens 1044 burgerslachtoffers gevallen in Libanon. Als het zo doorgaat, zijn dat er over een week meer dan 1300.

Jullie hebben tot nu toe €422,50 gedoneerd voor de medische zaken die Charif’s vluchtelingen zo hard nodig hebben. Als het zo doorgaat, is dat over een week €845 !! Mijn dank is groot... en groter. (Mocht je nog niet bijgedragen hebben, maar dat wel willen doen, zie dan het bericht 'Hulp' van 5 augustus jl.)

Ik ben uitgenodigd om voor De Volkskrant dagelijks een blog bij te houden. Als het zo doorgaat, staan mijn verhalen over een tijdje in de krant! Je kunt het vinden via www.volkskrantblog.nl, 'voor u geselecteerd'. Uiteraard blijf ik ook regelmatig hier te vinden. Uhm... zolang we electriciteit hebben.

Geen ontkomen aan

Israeli flyerZe dwarrelen door de lucht als wolken glinsterende confetti. Als ze niet voorafgegaan zouden worden door een harde klap, en als ze niet zo’n nare boodschap zouden brengen, zou ik vol plezier naar de dwarrelende flyers kijken.Ze worden uitgestrooid boven de stad door Israëlische vliegtuigen. De boodschap is wisselend, altijd geschreven in zeer simpel Arabisch en ondertekend met ‘de Staat Israël’. Het zijn gewilde verzamelobjecten, al worden de meesten verscheurd nadat ze luid lachend zijn voorgelezen. Vanmorgen kreeg ik er onverwacht één te pakken. Ik besloot het papier mee te nemen naar Arabische les.

Eigenlijk hebben Veronika en ik vooral Arabische les om iets nuttigs met onze dagen te doen, om niet eindeloos voor de TV te hangen en te verzinken in een moedeloze depressie, om een schijn van normaliteit op te houden. Nada geeft ons les om precies dezelfde reden: het geeft haar een mogelijkheid om twee uur per dag niet aan de oorlog te denken. We doen ons best er niet bij stil te staan dat we les hebben op het balkon van haar huis, in plaats van in haar gloednieuwe school in de gebombardeerde buitenwijk, om niet afgeleid te worden door haar 16-jarige zoon en zijn vader die over de situatie discussiëren, maar de flyer brengt de oorlog alsnog naar de studietafel.

Het pamflet is gericht aan de inwoners van Libanon. ‘Hassan speelt met vuur’, ontcijferen we de eerste zin. De tekst wordt afgesloten met de woorden ‘Hassan verspeelt jullie toekomst en jullie betalen hiervoor de prijs’. Nada’s man is het volledig met de tekst eens. ‘Nasrallah is een terrorist, en het is hoog tijd dat hij uitgeroeid wordt!’ Woedend komt zijn moeder vanuit de keuken de kamer binnenstampen. ‘Hoe kun je hen geloven!’ roept ze zwaaiend met een theedoek, ‘hij is de enige die voor ons, shi’ieten, opkomt! De enige die ons verdedigt tegen de Israëlische agressie!’

Nada zit er hoofdschuddend tussenin. Ze fluistert dat het altijd zo gaat – zodra de oorlog ter sprake komt, vliegen moeder en zoon elkaar in de haren. Ik wilde dat ik de flyer niet meegebracht had. Tegelijkertijd weet ik dat het niet uitmaakt; elk gesprek gaat uiteindelijk over Israël, Libanon, Hezbollah; over het hoe, wat en waarom van de situatie. Hoe graag we ook het zouden willen negeren: zelfs wanneer het slechts papier is dat uit de lucht komt vallen, is er geen ontsnappen aan de oorlog.

Waarom ben jij nog hier?

Achter de zandzakkenZelf ben ik er nogsteeds niet uit. Was het moedig van me om terug te komen naar Beiroet? Of moet ik mezelf voor gek verklaren? Feit is dat ik geëvacueerd was uit een oorlog en daar twee weken later zonder enig uitzicht op verbetering in de situatie weer naar teruggekeerd ben. En nu zit ik hier, in een stad die ik nog nooit zo leeg gezien heb, en ik probeer een antwoord op de vraag te vinden die me bijna dagelijks gesteld wordt: ‘Waarom ben jij nog hier?’ Ik was in april hier aangekomen om onderzoek te doen naar de invloed van de voorbije oorlog op de huidige levensstijl van mijn generatie, 24-34jarigen. Wat me na verloop van tijd het meest opviel was de gehaastheid, de jachtige houding van veel Libanezen. Alles moest snel-snel en veel-veel – auto’s, sieraden, drank, maar ook onderwijs en banen en vrienden. “Libanezen nemen nooit een jaar vrij om een wereldreis te maken,” zei mijn vriendin Myrna. ‘Iedereen wil alles zo snel mogelijk af hebben, want je weet nooit wanneer er een moment komt dat dat ineens niet meer kan.’ Geen van ons had toentertijd kunnen vermoeden dat haar woorden zo snel bewaarheid zouden worden.

Ze noemen me een echte Libanese. ‘Als je een oorlog meemaakt in Libanon, weet je hoe we echt zijn. Dit is hoe wij leven, niet de oppervlakkige slaapstand van de afgelopen 16 jaar.’ Ondanks de herhaaldelijke verzuchtingen van velen dat iedereen wacht op vrede, dat niemand oorlog wil behalve Nasrallah en Olmert, zijn de meesten het erover eens dat de Libanezen dit langer vol kunnen houden dan de Israeliërs. Ze zijn het immers gewend, deze chaos, deze onzekerheid. En dus bestudeer ik ze verder, de jongeren die het land níet ontvlucht zijn, die ondanks de situatie proberen door te gaan met hun leven. Ik bestudeer ook hun ouders, hun buren, hun stad. Daarom ben ik weer hier. Om met woorden een portret te schetsen van Beiroet en haar inwoners, haar te begrijpen zoals zij écht is.

Een nacht in Chhim

Nic vangt de bommen opMay’s huis in Beirut kijkt uit over het vliegveld, en nadat zij en haar familie de eerste twee nachten van de oorlog wakker hadden gelegen van de bombardementen hebben ze hun spullen gepakt en zijn ze naar hun huis in de bergen naast Chhim gevlucht, met medeneming van opa & oma en de Filippijnse huishoudster. Chhim is een stadje gelegen ten noordoosten van Saida, zo’n 30 kilometer onder Beirut, in de Chouf Mountains. Het is een gebied dat sinds lang bewoond wordt door de Druze, een ‘afvallige’ islamitische bevolkingsgroep, met hier en daar een overwegend Christelijk of Soennietisch dorp. Hezbollah-aanhangers zijn er bepaald niet welkom. De twee plaatsjes verderop hebben zelfs de vluchtelingen die vanuit het zuiden kwamen de toegang tot het dorp ontzegd – alles wat ook maar enigzins Sji’ietisch zou kunnen zijn, zal in hun ogen geen genade vinden.

Om May en mezelf van de verveling te verlossen, besloot ik met haar broer mee te rijden die zaken had gedaan hier in de stad. Haar moeder had me verzekerd dat het in Chhim ‘een stuk stiller’ was dan in Beirut, ‘echt, je hoort hier niets! Hoogstens wat gedempte geluiden van ver weg!’ Dat bleek een ietwat optimistische weergave van de werkelijkheid. Omdat Israel bekend is met de Hezbollah-haat van de mensen in de regio, wordt het luchtruim boven de Chouf gezien als veilig terrein om de bommendragers van het zuiden naar de Beqaa-vallei te verplaatsen. De hele nacht was het dan ook een komen en gaan van brommende vliegtuigen die laag overvlogen. Omdat het huis op een bergtop is gebouwd, bood het platte dak ons een uitzicht dat geen enkel TV-station kan laten zien: aan de ene kant de vallei waar de zuidelijke buitenwijk van Beirut opnieuw een grote lading bommen te verduren kreeg; aan de andere kant de kust met de stad Saida, waar het naastgelegen Palestijnse vluchtelingenkamp voor het eerst zwaar bestookt werd. Verder naar het zuiden toe zagen we de stipjes die de vuurballen loslieten - de horizon die eventjes geel en oranje kleurde, de doffe dreunen die erop volgden. Via de schreeuwende radio van opa op de verdieping eronder konden we precies volgen welke dorpen onder vuur lagen. Ook lang nadat we ons bed hadden opgezocht, bleven de dreunen mijn oren binnendringen en mijn dromen bespelen.

De volgende ochtend sprak ik Charif om hem te vertellen dat we al €375 opgehaald hebben. Ik vroeg hem of hij wel had kunnen slapen. ‘De bommen waren vlak naast ons huis’, was alles wat hij kwijt wilde. We hebben het er eerder over gehad. Het is eng, als het zo dichtbij komt, maar tegelijkertijd laat het je geen ruimte om te denken aan de andere vreselijke dingen die gebeuren. Dat de geluiden op het dak vanuit alle gebieden in het land kwamen, deed me ten volle beseffen hoeveel mensen er letterlijk en figuurlijk door deze oorlog geraakt worden. En dat was misschien nog wel moeilijker dan ’s nachts letterlijk wakker geschud worden door harde explosieven vlakbij.

De stad wacht

Beirut is in afwachting. Alles gaat langzamer, het is leger, rustiger, stiller. Niemand weet wat het gaat worden. Zijn we hier echt veilig, of is dat een gedachte die voortkomt uit zelfbescherming? Wat als ze toch besluiten de stad te bombarderen? Tot nu toe waren de dreunen en knallen, hoe zwaar en voelbaar en dichtbij ook, duidelijk gericht op een bepaalde wijk, een aantal kilometer verderop. Die wetenschap zorgde voor een vreemd gevoel van geruststelling. Nu de situatie met de minuut slechter lijkt te worden, is niets meer zeker. Nasrallah heeft dan wel gewaarschuwd Tel Aviv te bestoken als Beirut gebombardeerd zou worden, maar zou Israel zich daar echt door laten weerhouden? Kunnen we erop rekenen dat ze het hele land platwalsen behalve Beirut? Of komt er een punt waarop het ze niet meer uitmaakt en ze wel eens willen zien of hij zijn dreigementen waar kan maken? En welke wijk zullen ze dan als eerste raken? Niemand die het weet, al heeft iedereen er een mening over. Ondertussen raakt de stad steeds verder afgesloten van de rest van het land. De meeste bruggen en wegen die Beirut met de bergen en de steden langs de kust verbinden, zijn vakkundig vernietigd. Een ritje naar Saida, normaal gesproken niet meer dan 30 minuten, duurt nu al gauw een paar uur, en gaat via bergweggetjes langs lege dorpjes waar je aan niemand de weg kan vragen. Benzine is slechts nog in kleine hoeveelheden te verkrijgen, en alleen na een uur wachten in de rij bij het bezine-station, dus op de wegen is het rustig. Electriciteit is op rantsoen – meestal 6 uur wel, dan 6 uur niet, per wijk verschillend. Wij hebben geluk, want in ons gebouw is een bedrijf met een generator die ons op weekdagen tijdens de ‘off-hours’ van stroom voorziet. Het is wel oppassen geblazen met de lift, want daar is de generator niet sterk genoeg voor, en 6 uur klemzitten tussen twee verdiepingen is niet echt een aantrekkelijk vooruitzicht.

Eten is er voorlopig genoeg; Libanezen hebben opmerkelijk genoeg de gewoonte een flinke hoeveelheid van vanalles in huis te hebben. Het lijkt alsof er nog genoeg voorraden zijn in de winkels, maar dat kan ook komen doordat zoveel mensen de stad verlaten hebben en er maar weinig verkocht wordt op het moment. Alleen groenten worden snel schaarser. De paar restaurants die open zijn, hebben een tijdelijk menu, liefkozend ‘oorlogsmenu’ genoemd; vaak niet meer dan een half A4tje. De muziek is gedempt, de sfeer ook. De paar cafés die klanten ontvangen, sluiten de deuren kort na zonsondergang. Niemand is graag op straat in het donker. Elke nacht kan tenslotte de nacht zijn dat ook hier de bommen vallen.