Dagelijks wandelingetje door de buurt.Ineens staat er een reiger voor m’n neus. ‘Niet schrikken, hij doet niks’ klinkt er van rechts. Een oude Amsterdamse met bruingeverfde haren, twee gouden tanden en bladderende roze nagellak hangt uit het raam op de begane grond. ‘Dat is Joop. Hij komt elke dag even eten. Ik voer ‘m al vier jaar. Die andere twee zijn z’n kleintjes.’
Ze lacht me toe en roept dag schatje tegen een langslopende hond. De wandelaar die aan de hond vastzit, groet terug, waarop ze zegt ja, jij bent ook een schatje hoor! Ze gaat verder over Joop.
‘Mijn man, die is nu al vier jaar dood, die ging elke dag vissen in het Flevopark. En die vogel, met die oranje bek daar, die stond dan altijd naast em. Elke dag. Op een gegeven moment liep ie achter m’n man aan naar huis. Die had alzheimers, dus toen ie zei “Joop staat voor de deur” dacht ik “wie is dat? Ik ken he-le-maal geen Joop!” Maar dit is ‘m dus. Nou komt ie elke dag eten, hij klopt op ’t raam met z’n bekkie en dan krijgt ie kippevleugeltjes. ‘s Ochtends een keer en ’s middags.’
Naast haar staat een bord met stukjes vlees. ‘Ja, ’t kost me klauwen met geld, maar ik zeg altijd maar, ik heb nog nooit een kissie met een brandkast erachter gezien, toch?! En zo is m’n man er toch ook nog een beetje bij.’