Qussa

Stories from Afar & Up Close

Een ongeluk komt nooit alleen...

Ik was natuurlijk niet zomaar zonder te kijken uit de auto gestapt, op die avond dat de spijker me een Jezus-formaat gat in mijn voet bezorgde. Het was donker, het was voor het eerst deze zomer gaan regenen, en onze auto was naar de kant van de weg geschoven door de Daewoo die onze achterbak ingereden was. De klap was behoorlijk geweest, en mijn eerste reactie was daarom ‘hee, waarom giet ik het water dat ik aan het drinken ben over het dashboard in plaats van in mijn mond?’ en de tweede ‘shit, wat was dat, leeft iedereen nog?’, meer dan ‘ligt er misschien een stuk hout-met-roestige-spijker tekenfilmachtig te wezen in deze berm?’. In Libanon gebeuren naar schatting zo’n 500 dodelijke verkeersongelukken per jaar (2004, AUB bulletin), tegenover zo’n 800 in Nederland (2006, CBS) – maar dat met een bevolking van 4 miljoen tegenover 16 miljoen in Nederland. Het verbaast me eerlijk gezegd dat het er niet meer zijn, gezien de ‘verkeersregels’ hier. Ik heb hier meer auto’s op de kop en/of dubbelgevouwen op en naast de weg zien liggen dan ik op één hand kant tellen (dat betekent dat ik, persoonlijk, getuige ben van op zijn minst 1 grootschalig auto-ongeluk per 2 maanden. Kun je je dat voorstellen? Sietske heeft een mooi plaatje van hoe dat er uit kan zien als het nog redelijk goed afloopt).

Maargoed, terug naar de donkere weg net buiten Siddiqine, een dorpje vlakbij Sour, in Zuid-Libanon. De spijker eenmaal uit de voet getrokken renden we naar de auto die van achteren op ons geklapt was. Het bleken drie dames uit het dorp, alledrie zonder rijbewijs, in een huurauto, onderweg terug van een bruiloft. Afgezien van de schok was er ook met hen niet veel aan de hand, behalve het verlies van de voorkant van de auto – inclusief essentiële onderdelen als de motor, die er een beetje belabberd bij hing te bungelen. Het duurde niet lang of het nieuws had zich gemeld in het dorp, en de eerste hangjongeren op scooters kwamen langs om het evenement van dichtbij te bekijken. Alle chauffeurs van langsrijdende auto’s stopten om uitgebreid commentaar te leveren op de schade. Al gauw stonden er 12 mannen aan de auto’s te duwen en trekken, schuldigen aan te wijzen en het ongeluk te beschrijven – de 5 betrokken dames waren gemakshalve in de berm geschoven, naar hun mening werd niet gevraagd – en de gevolgen te voorspellen. In eerste instantie waren ze met zijn allen tegen Walid – zo’n jongeman uit Beirut, het moest wel zijn schuld zijn. Verlossing kwam met de vraag ‘waar kom je vandaan?’ (wat hier zoveel betekent als: wat is je familie/religie/politieke voorkeur?) en hij antwoordde dat zijn opa meneer J. uit Nabatiyeh (een overwegend Shi’a-stadje in Zuid-Libanon) is. Ineens werden er handen geschud, schouders beklopt en was het enige probleem de inmiddels gearriveerde verzekeringsexperts ervan te overtuigen dat het de echtgenoot van de bestuurster was geweest die op het moment van het ongeluk achter het stuur had gezeten – dit terwijl de goede man, in alle haast opgebeld, met zijn zoontje in pyjama kwam aanscheuren op het moment dat de experts al lang en breed de schade aan het fotograferen waren.

Uiteindelijk bleek het allemaal niet zoveel uit te maken wie schuld had en wie niet: in Libanon is de verzekeringspremie onafhankelijk van het aantal ongelukken dat je maakt. Zou misschien geen slecht idee zijn hier de no-claim korting in te voeren...

(PS: Vanaf nu ga ik merendeels in het Engels verder, aangezien Walid naar Nederland terug is en hij ook graag wil meelezen met de roddel en achterklap uit zijn vaderland.)

Now even my ass is blessed

Klassieke fout: uit de auto stappen en niet kijken waar je je voeten neerzet. Dan kan het dus gebeuren dat je middenop een blok hout stapt waar een spijker uitsteekt. En dan kan het gebeuren dat die spijker dwars door je slipper je voetzool in gaat, zo’n centimeter en een half. En als dat gebeurt in zuid Libanon, dan kun je gewoon naar de avond-apotheek voor een tetanus-prik en een antibiotica-kuurtje. Aangezien de woorden ‘injectie’ en ‘open wond’ nog niet in mijn arabische vocabulaire voorkomen, verliep de conversatie tussen Walid en de (waarschijnlijk conservatief-religieuze, gezien het dorp waar we doorheen kwamen,) apotheker als volgt: Apotheker [met een rood hoofd]: De naald moet in haar bil. Walid: De naald moet in je bil Apotheker [kijkt verontschuldigend naar Walid]: Er is geen andere plek, het moet daar, in die spier. Ik doe mijn best om mijn lach te onderdrukken en trek mijn rok ver genoeg omlaag om de juiste plek naald-klaar te maken. De apotheker kijkt verward naar Walid – waarom staat hij er nogsteeds bij te kijken? We toch niet getrouwd? Zijn hoofd wordt ondertussen roder en roder. Als hij in de gaten krijgt dat Walid niet van plan is de ruimte te verlaten, zegt hij: Zeg haar één keer diep in te ademen. Ik adem diep in en hoor de apotheker mompelen: bismillah el rahman el rahim – in de naam van God, de erbarmer, de barmhartige – en prik! Mijn rechterbil is gezegend en het tetanus-gevaar afgewend.

Big Brother heeft Google ontdekt

Een eigengebouwde site hebben heeft zo z’n voordelen: je kunt namelijk plug-ins installeren die allerlei soorten statistieken voor je bijhouden. Interessant dingen, zoals waar de lezers van de site vandaan komen (61% uit Nederland, 8% uit de USA, en 4% uit Libanon bijvoorbeeld, en een paar verdwaalde bezoekers uit Servië en Montenegro, Rusland, Vietnam en Yemen). Er is te zien hoe vaak mensen terugkomen, welke pagina’s ze lezen, en via welke pagina ze doorgelinkt zijn naar Qussa. En daar begint voor mij de lol. Als ze via een zoekmachine komen, kan ik namelijk ook zien waar ze naar op zoek waren – en dat zijn lang niet altijd dingen waar mijn site hen mee van dienst kan zijn: ‘Appartementen in Utrecht’? Sorry. ‘Contactgegevens Ruud Hoff’? Geen idee. ‘Christelijke vakantie verhalen’? Ik dacht het niet. Ook de mensen die op zoek zijn naar de ‘Armeense maffia’, ‘oorlogsverhalen uit Irak’ of ‘reclameposters te koop’ moet ik helaas teleurstellen: Qussa is volledig onbevoegd u met het één of ander in contact te brengen. Maar mocht je willen ‘trouwen [in] Beirut’, dan wil ik wel even voor je rondkijken, en met de vraag ‘zijn Nederlanders welcome in Syria’ ben je ook aan het juiste adres, want ik weet uit eigen ervaring dat het antwoord daarop een volmondig ‘ja’ is.

Nu alleen nog een oplossing vinden voor de mensen die op zoek zijn naar ‘oude vrouwen kapsels’ en die vervolgens terugkwamen op de site via ‘creatief met haarlak’...

Een beter milieu...

Hij zat in het midden van de minibus - verweerd gezicht, donker haar en knokige handen – tussen twee sigaretten-rokende medepassagiers. Ik zat achterin, naast het open raam, en we waren onderweg naar Baalbeck, zo’n twee uur rijden van Beirut. We manoevreerden nog door de volle straten van één van Beirut’s drukste wijken toen hij met een smakkend geluid de laatste druppels uit een blikje Sprite in zijn keelgat liet verdwijnen, het blikje naar achteren doorgaf en mij gebaarde het naar goed Libanees gebruik uit het raam te gooien. Ik pakte het aan en klemde het in een houdertje naast me, om het later in een vuilnisbak te kunnen gooien.

“Nee!” zei hij vriendelijk, en gebaarde nogmaals “uit het raam ermee!” Ik probeerde beleefd en in mijn beste Arabisch uit te leggen dat ik het niet erg vond om het blikje even vast te houden tot ik het op de daarvoor bestemde plek kwijt zou kunnen, zelfs als dat pas in Baalbeck zou zijn: “Nee, afval op straat niet goed. Ik hou het. Geen probleem!” Hij schudde zijn hoofd. “Waarom?! Gooi maar uit het raam! Geen probleem!” “Nee, niet goed, vies.” “Gooi maar! Geen probleem!” “Nee, maakt niet uit, ik hou het wel.” “Gooi maar! Yalla!” “Nee, niet goed.” “Geen probleem! Hier in de stad hebben we Sukleen, die moeten ook werken! Het is beter om dat ding uit het raam te gooien, dan hebben zij ook nog wat te doen!”

Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen – het blikje bleef naast me in de houder geklemd. Onderweg keek hij nog een paar keer om, bevreemd door dit koppige wezen dat maar niet wilde begrijpen hoe de dingen hier gaan. Hij was helaas allang uitgestapt toen we uiteindelijk langs een grote vuilnisbak reden waar ik, onder toeziend oog van de rokende medepassagiers die een grinnik niet konden onderdrukken, het gewraakte blikje met een boogje in kon gooien.