Qussa

Stories from Afar & Up Close

Mannetjes (het busstation in Syrië)

Busstation in DamascusMannetjes op het busstation Het Midden Oosten is niet echt een populaire vakantiebestemming dit jaar. Dubai mag dan hot zijn, verder is het meer angstaanjagend dan exotisch met oorlog in Irak, boze aanvalspraat richting Iran, bomaanslagen in Pakistan, bezetting en verzet in Palestina/Israel en dreiging van burgeroorlog (of civil strife – ‘burgerlijke onrust’ zoals ze het hier optimistisch noemen) in Libanon. Op de dappersten (of domsten) na, zijn er dus maar weinig toeristen te bekennen.

Zo ook in Syrië. In het land zelf gebeurt misschien niet zoveel*, maar een reputatie als epicenter van de ‘As van het Kwaad’ is bepaald niet bevorderlijk voor de reizigersstroom. Vandaar dat ik me vanmorgen twee uur lang op het busstation van Damascus moest vermaken tot de taxichauffeur de vereiste 4 medepassagiers had gevonden en we naar Beirut konden racen. Gelukkig is er op een busstation in Syrië altijd wel wat te beleven.

Elke auto die het terrein van de wachtende taxis oprijdt wordt belaagd door zeker 10 hoopvolle taxichauffeurs. ‘Amman?’ ‘Beirut?’ ‘Saida?’ ‘Shtoura?’ Als de beduusde passagier zijn of haar bestemming heeft genoemd, begint het grote gevecht om de bagage. Hoewel er een semi-officiële volgorde is waarin de auto’s opvullen en vertrekken, zijn er toch altijd slimmerds die er met de bagage vandoor gaan en op die manier de passagier proberen te dwingen met hun auto mee te rijden. De chauffeur die als eerste aan de beurt is pikt dat natuurlijk niet, rent erachter aan, ontfutselt de passagier’s reisdocument en krijgt derhalve zijn rechtmatige reiziger onder zijn hoede. De hele meute rondhangende mannen die op het opstootje afkomen als vliegen op stroop voorzien de weerloze reiziger luidruchtig van advies en maken zo de chaos compleet.

Er zijn maar weinig vrouwen op het busstation. Er zijn taxichauffeurs, politieagenten, mannetjes die tafelkleedjes en tweedehands schoenen verkopen, mannetjes die de volgorde van de wachtende wagens in de gaten houden (meestal met een stok in de hand om opstandige chauffeurs op de vingers te tikken), overheidsbeambten die de uitrij-belasting registreren en innen, en mannetjes die niks anders te doen hebben dan overal commentaar op leveren. Erg zachtzinnig gaat het er niet aan toe – een vriendschappelijke schouderklop gaat niet zelden over in een schreeuwpartij die soms tot luid gelach, en soms tot rake klappen leidt.

Als de zaken slecht gaan betekent dat weliswaar lange wachttijden op het station, maar de wanhoop van de chauffeur maakt ook dat hij graag je verzoek inwilligt als dat hem een extra passagier oplevert. Zo kwam het dat de vader van mijn mede-reizigster zijn dochter alleen met ons mee wilde stuurde als ze tussen de twee andere dames op de achterbank zou komen te zitten. Nu is het hier gebruikelijk dat de mannelijke passagiers (met z’n tweeën!) op de voorstoel zitten en de vrouwelijke op de achterbank, maar als de mannen in kwestie ieder zo’n 90 kilo lijken te wegen, wordt er wat geschoven in de bezetting zodat de chauffeur in elk geval ruimte heeft zijn stuur te draaien. Niet in dit geval. De vader bleef naast de auto staan tot hij zeker wist dat zijn dochter veilig midden op de achterbank zat. En zo kwam het dat wij alle ruimte hadden, en de mannen voorin met hun zweterige armen strak tegen elkaar aan zaten te schurken.

Mannetjes in de taxi

*(behalve een Israelische aanval op een ‘nucleaire installatie’, naar verluid gebouwd met hulp van Noord Korea, in het noordoosten van het land.)