Ritje naar Saida
Ja, ik ben een nieuwsgierig aagje. En ja, ik ben goed in het bedenken van excuses om deze eigenschap zinnig te doen lijken. Dus toen de dag na het staakt 't vuren de bussen naar Saida weer mensen vervoerden, besloot ik dat ik het geld net zo goed zelf naar Charif kon gaan brengen.* Normaal gesproken is Beirut – Saida een ritje van maximaal 30 minuten (Libanese rijstijl), maar ik was gewaarschuwd dat het wel eens heel wat langer kon gaan duren. Dat bleek ook zo te zijn. Vier uur en 40 minuten langer dan dat.
De eerste paar kilometer gingen voorspoedig, tot we de eerste brug van de snelweg bereikten. Van de 4 rijbanen waren er nog maar 2 over, de rest lag in brokstokken in het beekje een aantal meter naar beneden. Grote stukken verwrongen staal en ijzer staken aan alle kanten uit de weg. Dit veroorzaakte een kleine opstopping, maar niet genoeg om de moed te laten zakken. Dat kwam later pas, bij de volgende brug, en die daarna en die daarna en die daarna. Het was een surrealistische aanblik. Werkelijk elk viaduct, elke brug, elke overspanning was aan de ene of aan de andere kant geraakt, soms zo precies dat het hele wegdek als een deken dwars over de snelweg lag, soms half gekanteld, soms aan alle kanten uit elkaar gespat. Sommigen waren veranderd in een krater, een enkele met een auto of busje op de bodem. De huizen eromheen waren grijs van het stof, het glas uit de ramen gebarsten, de geparkeerde auto's vol deuken en gaten. Het vormde een schril contrast met de stralende zon, glanzende blauwe zee aan onze rechterhand en de witte en paarse bloemen rondom de bananenplantages ernaast.
Omdat er bij elke brug maar 1 of 2 auto's tegelijk over het puin konden kruipen (in plaats van 6 rijen dik, zoals gewoonlijk), ontstonden er enorme opstoppingen van de massa auto's die naar het zuiden terug wilden. Velen wapperden met Hezbollah-vlaggen of hadden posters op de motorklep met Nasrallah en daaronder de tekst 'de Goddelijke Overwinning'. De zon was bloedheet, en zowel mensen als wagens raakten oververhit van het wachten op de doorgang. De UNHCR deelde flessen water uit die vol graagte geleegd werden in dorstige kelen en kokende motoren. Er heerste een vrolijk gevoel van solidariteit onder de reizigers – wanneer we weer eens langere tijd stil stonden, kwam er steevast iemand langswandelen met snoepjes of andersoortige lekkernijen.
Naast mij in het busje zat een vrouw uit Nabatiyeh met haar zoontje. Nadat hij zijn angst overwonnen had, kroop hij op mijn schoot zodat hij uit het raam kon hangen en met kinderen in andere auto's kon kletsen. Deze extra bron van warmte zorgde dat ik uiterst verfrist in Saida aankwam. Ik had inmiddels wel een aantal nieuwe uitdrukkingen geleerd in het Arabisch, want zijn moeder had de prachtigste opmerkingen bij elke vernielde brug, die haar zoontje dan langzaam herhaalde. Ze vertelde me dat haar huis gelukkig nog in goede staat verkeerde, maar een aantal van haar familieleden waren inmiddels dakloos. Het zou voorlopig wel eventjes krap worden in haar twee-kamer appartement, met 6 volwassenen en 8 kinderen, maar het belangrijkste was dat iedereen nog leefde. Ik vroeg of ik iets voor haar kon doen. 'Nee hoor' zei ze, 'Nasrallah zal overal voor zorgen!'
Na meer dan vier uur nauwelijks bewegen in de hete zon had onze chauffeur er genoeg van. Niet langer solidair met anderen drukte hij het gaspedaal in, slalomde rondom de rest van de wachtende auto's en racete het laatste stuk over een oude hobbelige landweg naar Saida. Helaas was er niet genoeg wind om al het zweet en het stof van me af te waaien, maar het was goed om mijn vrienden daar weer in levende lijve te zien.
(illustratie met dank aan http://knoflog.web-log.nl/)