Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Lebanon

Wat een wasta / living the Lebanese Dream

Ik heb een baan gevonden. Of eigenlijk, iemand anders heeft voor mij een baan gevonden. De moeder van een vriend is bevriend met iemand in de board of directors van een prestigieuze NGO (non-gouvernementele organisatie) in het zuiden van Libanon, en dus kan ik daar aan de slag, als antropoloog en website-verbeteraar. De waardering van mijn vrienden is groot. Niet zozeer vanwege de baan zelf (al lachen ze zich rot dat ik nu daadwerkelijk een verblijfsvergunning voor Libanon ga krijgen), maar meer vanwege de connecties die ik kennelijk heb, die me deze baan bezorgd hebben. ‘Bij die NGO?!? That’s some powerful wasta!’, was de eerste reactie op het heugelijke nieuws; ik kreeg direct bonuspunten voor mijn ‘Libaneesheid’ dat ik mijn wasta (nuttige connecties / netwerk) goed genoeg had weten te gebruiken om er een baan uit te slepen.

En nu? Nu werk ik 6 dagen per week overdag bij de NGO, en ’s avonds en zondagochtend geef ik Nederlandse les, alle uren bij elkaar opgeteld net genoeg salaris om van rond te kunnen komen. Zoals Jamil vriendelijk glimlachend zei: ‘Now you are living the Lebanese dream!

“I’m not only perfect, I’m Lebanese too!”

perfect… It's the text on the extra tire and on a bumpersticker I saw in the United States. And it is a philosophy of life. Lebanese people are better at everything: their food is tastier than any other kitchen, they invented the alphabet and are the most highly educated population, the Lebanese women are the most good-looking women in the world, their accent the best-sounding of all Arabic accents, their sea the most beautiful and their snow the most enjoyable.

They are even better at being at war than any other country. During my research last year I came across the funniest phenomenon: people spoke with such pride about their behavior during war that it almost seemed they had wanted it to last a bit longer, just so they could display that fantastic behavior for the whole world to see. They compared themselves to Iraq, and found the Iraqis to be losers. Broken windows? They would fix those things straight after every explosion. People staying away from school or work? They would never let a war stop them from doing what they were supposed to do. And crime? No way, Lebanon was the safest country, nothing ‘illegal’ happened during any of all those wars the country has seen. (That many written sources completely contradicted this image of the absence of chaos during war did nothing to change their utopian views of Lebanon).

And recently, when a huge drugs- and prostitution cartel was rounded up by the French police in Cannes, largely consisting of Lebanese pimps (implicating the son of an important Lebanese politician, I believe), my friends only had one comment: of all the prostitutes that were found, the Lebanese girls had been the most beautiful, the most expensive, the most in demand…

I guess you should take every opportunity you have to boost your confidence if you live in a country as screwed up as this one.

Excursion to the other side

“BE-sides: Lebanon through the eyes of young photographers” is the exhibition we are on our way to visiting. Because the organization of the exhibition wants to increase communication and contact between different communities in Lebanon and they want to support the area hit hardest by last year’s war, they have chosen a location in Dahyeh – the largely Shi’a suburb south of Beirut. It’s in a place called Hangar, which is, according to the website, ‘close to such-and-such amusement park and next to a certain mosque’. Neither the driver, nor the co-pilot or my fellow-backseat passenger had ever been to Dahyeh, having grown up in the mainly Christian areas north of Beirut. It’s not the first time I am accompanying Lebanese Christians on their first visit to a Muslim part of the city, but although I am familiar with Dahyeh (an extremely densely populated area where the streets are always full of people), I had tried to attend a lecture in the ‘Hangar’ once before but never managed to find the place.

The girls have forgotten the route description in the office. They shrug it off, sure that we will easily find it. “The website said the place is next to a mosque”, my fellow backseat passenger tries to be helpful. I know we’re in for a long ride: Everything in Dahyeh is next to a mosque.

Once we get to the main road towards the suburbs, the tension starts rising; stereotypes about the Shi’a and Hezbollah are told with nervous giggles, our driver Maria swerves from one lane to another because she is afraid to miss the exit. I direct them to the general area where I know the Hangar should be and leave it up to them to ask for the exact location. It takes us three wrong turns and a hair-raising 20 meters backwards on the fast lane to get to the amusement park. It’s the wrong one.

Then, Lina remembers the name of the right park, and again we ask for directions. Maria gets more and more jittery, closing her window even before the guy has finished his last sentence. So once more we have to stop and ask. The friendly coffee-seller tells us to go back; “the other park is much nicer!” but we’re speeding off again. The sun has set, the streets of Dahyeh are dark, very dark – nothing but the yellow glow of the light-bulbs on the street-vendors carts and the neon signs on the storefronts.

Maria needs a smoke. Driving through Dahyeh with the windows open, dance-music blasting on the speakers; would this be the kind of ‘contact’ between different communities that the organization had in mind?

Finally we find the place in a tiny alley underneath, indeed, the mosque, behind a long white wall. Just as we step through the metal gate and Maria sighs “I could definitely use a drink right now…”, we find ourselves face to face with the local sheikh. Typical brown robe and a black turban – a descendant of the prophet, on top of that! Yet as at any gallery-opening, wine is served, and Maria gets her fill. Only when she leaves the Hangar to buy some cigarettes does a friendly neighbor tell her to empty the cup – it won’t be appreciated if she passes under the mosque with alcohol in her hands.*

On our way back, a more-than-slightly intoxicated Maria can no longer hide her nervousness, and when once again she thinks we are lost she panics and yells at a boy sitting in front of his cellphone-shop: “Where is the main road?!? How do I get to Ashrafiyeh [the Christian part of Beirut]?!? Tell me!! I need to go to Ashrafiyeh!!!” Lina and I can’t stop laughing. The guy ignores the fear in her voice and just waves towards the end of the road. “There, then left.” Another cigarette and then, finally, “we are out of there”.

---------- *Makes me think of one of my friends who used to live in Dahyeh and regularly had her friends over for a bit of alcoholic entertainment on the balcony. Only after the bombardments of last summer, when their building was completely destroyed, did they find out that one of Nasrallah’s apartments had been right across the street…

Gebeurt er eigenlijk nog wat?

Het lijkt misschien alsof er niet veel gebeurt in Libanon dezer dagen – zolang dit land het internationale nieuws niet haalt, is het makkelijk te vergeten dat er wel degelijk iets aan de hand is. Zelfs als je hier woont (en je verre houdt van kranten en tv), zou je zonder moeite kunnen denken dat er geen vuiltje aan de lucht is, dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Maar er is wel degelijk vanalles gaande. Sinds 23 September is de periode van de presidentsverkiezingen begonnen; een periode van twee maanden waarin de leden van de overheid, het ene deel gesteund/gestuurd door de VS/Europa, het andere deel door Syrië/Iran, een nieuwe president moeten kiezen, iemand die de huidige, nog door Syrië ‘aangestelde’ (en onverholen de Syrische belangen dienende) president moet opvolgen. Dat dit niet van een leien dakje gaat, moge duidelijk wezen. Wat volgt is een poging de situatie uit te leggen, met bijbehorende achtergrondinformatie.

Van belang is de uiterst ondemocratische verdeling van machtsposities: er zijn in Libanon 18 officiëel erkende sektes (religieuze stromingen) en de verschillende politieke posities zijn in ingedeeld op basis van deze religieuze opdeling van de bevolking. Alleen Maronitische christenen hebben het recht tot president verkozen te worden; alleen een Soennitische moslim kan premier worden, en alleen een Sji’ietische moslim kan de post van ‘speaker of the house’ (voorzitter van de kamer) bekleden.

Deze verdeling is tot stand gekomen onder toeziend oog van de toenmalige kolonisator Frankrijk, en is gebaseerd op een volkstelling uit 1932: omdat de Maronieten de grootste bevolkingsgroep waren (en de lievelingetjes van la douce France), kregen zij de belangrijkste positie toegewezen. Dat sindsdien de samenstelling van de bevolking aanzienlijk veranderd is, is publiek geheim – het is algemeen bekend dat in een huidige census de Soennieten en de Sji’ieten veruit als grootste bevolkingsgroep naar voren zou komen; welke van de twee de grootste is, hangt af van je gesprekspartner: Soennieten beweren uiteraard dat zij de meerderheid binnen de meerderheid zijn, Sji’ieten claimen die status ook.

Sinds 1932 is er echter geen census meer geweest, en je kunt je wel voorstellen dat dat zij die nu het pluche bezetten er alles aan doen een nieuwe census (en dus een eventuele herziening van de machtsverdeling) tegen te gaan. En daar ligt nu (een deel van) het probleem: na de oorlog van zomer 2006 besloot het overgrote deel van de Sji’ietische volksvertegenwoordiging (met name de afgevaardigden van Hezbollah en Amal, samen met hun Maronitische bondgenoot Aoun (die een groot deel – misschien zelfs de helft – van ‘s lands Christenen vertegenwoordigt)) dat het tijd was voor een ‘Overheid van Nationale Eenheid’, waarin hun alliantie minstens één-derde van de regering zou moeten vormen. Het waren ten slotte de Sji’ieten die het ergst onder de oorlog hadden geleden, en de Sji’ieten die het land hadden verdedigd tegen de Israelische aanvallen, was hun redenering. Nog nadeinend op de golven van hun ‘Goddelijke Overwinning’ demonstreerden ze door een tentenkamp op te zetten in Downtown, waar het overgrote gedeelte van de regeringsgebouwen te vinden is. Tegelijkertijd traden hun ministers af.

Het tentenkamp is er nu al bijna een jaar en is inmiddels bijna leeg, het openbare leven in Downtown (normaal gesproken ook een upscale winkel- en horeca gebied) ligt al die tijd al op z’n gat, en de oppositie is nog maar weinig dichterbij de vervulling van haar eisen gekomen. Daarom is deze presidentsverkiezing zo belangrijk: het is zowel een inzet in de onderhandelingen als de uitkomst ervan. Hoe zit dat nu precies?

Volgens de constitutie moet, om een nieuwe president te kiezen, in de eerste verkiezingsronde twee-derde van het parlement aanwezig zijn. Door het her en der opblazen van ministers en parlementsleden in het afgelopen jaar haalt de zittende regering die twee-derde meerderheid niet, en zal ze dus de (afgetreden) parlementsleden van de oppositie erbij moeten halen om tot een besluit te komen.

In de tweede ronde, echter, is slechts een ‘simpele meerderheid’ nodig (50%+1), en die heeft de regering (voorlopig) nog wel. Waar ze nu dus op zinnen, is een manier om de eerste ronde over te slaan en direct naar de tweede verkiezingsronde te gaan, en zodoende hun kandidaat aan de macht te helpen (dat ze het onderling niet eens kunnen worden over wie van hun meer dan 8 kandidaten het zou moeten worden, is niet echt bevorderlijk voor hun onderhandelingspositie, maar dat terzijde). De oppositie, ondertussen, blijft hameren op het feit dat zij nodig zijn voor de twee-derde meerderheid, en de regering dus met hen moet onderhandelen over een ‘consensus-kandidaat’. Iemand waar beide kanten het mee eens zijn, terwijl ze op dit moment zelfs weigeren met elkaar te praten. Tja.

De oppositie heeft aangeboden om in ruil voor een consensus-kandidaat het tentenkamp uit Downtown te verwijderen en hun eis voor een één-derde vertegenwoordiging in de regering (wat hen, tot grote schrik van de zittende regering en haar Westerse handlangers, een veto-recht zou opleveren) te laten vallen. Een president is immers flink wat waard! Die kan dan altijd nog het één of ander aanpassen in de machtsverhoudingen, zal de redenering wel zijn.

Zoals ik zei, de verkiezingsperiode is op 23 september ingegaan, maar de eerste bijeenkomst werd direct uitgesteld tot 23 oktober, omdat wel duidelijk werd dat de zittende regering en de oppositie elkaar liever afschieten dan de hand schudden, en men nog niet klaar was voor overleg. 23 oktober kwam en ging weer voorbij, en de vergadering werd uitgesteld tot 12 november (dit overigens onder leiding van de Sji’ietische spreker van het huis, die dondersgoed weet dat mocht een eerste ronde plaatsvinden zonder resultaat, de kansen van de oppositie compleet verkeken zijn, want dan kan de zittende regering de nieuwe president kiezen met de 50%+1 meerderheid).

De termijn van de huidige president loopt af op 23 november. Niemand verwacht enige vooruitgang in de onderhandelingen tot vlak vóór die tijd, want de belangrijkste troeven worden voor het laatst bewaard. Mocht het niet lukken een kandidaat te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar is, dan ligt het scenario al klaar: twee overheden, waarvan één de zittende en één gevormd door de oppositie (en mogelijk een gewapende strijd tussen beide, zoals dat ook gebeurde in de laatste jaren van de burgeroorlog in 1989-1990).

Nou is het praktisch gezien al zo dat de regering voor de bevolking van het ene deel van het land zorgt en de oppositie voor die van het andere, maar dat is onderwerp voor een volgende bericht...