Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Nederlands

De vrienden van Geert

“Zij komt uit Nederland,” zei de boekhandelaar, en wees naar het boek dat naast de kassa lag. De Engelse versie van Mijn Vrijheid, het boek van Ajaan Hirshi Ali. “Weet ik,” zei ik, “ik ook.” “Jullie hebben daar ook Moslims,” vervolgde de boekhandelaar. “Dus ook problemen.”

Dat was anderhalf jaar geleden.

Dezer dagen is haar boek verplaatst naar de onderste schappen. Nu krijg ik af en toe een vraag over ‘die ene minister van jullie, die een film aan het maken is.’ Denemarken is het land van de cartoons, Nederland het land van de anti-Mohamad-film. De meesten willen vooral weten waarom. “Om te bewijzen dat jullie terroristen zijn”, zeg ik dan maar. “Oh ja,” lachen we dan, “waar is de Nederlandse ambassade eigenlijk?”

ABN-AMRO Tower, 9e Verdieping, Ashrafiyeh, Beiroet; ik hoop dat ze hun rampen-draaiboek klaar hebben liggen. Ga ik vast mijn Belgische paspoort oppoetsen. Of misschien is het slim om voorlopig het gerucht dat ik uit Noorwegen kom niet meer tegen te spreken?

El Maktab*

In Libanon hoef je over het algemeen niet veel zelf te doen. Arbeid is goedkoop, dus er is overal personeel in overvloed. Bij de organisatie waar ik werk, betekent dat er overal een mannetje of vrouwtje voor is, van het aanzetten van de fontein in de hal tot het sorteren en nieten van je papieren aan toe. Een document afleveren? Hoeft niet, hebben we een mannetje voor. Kopje thee zetten? Hoeft niet, hebben we een vrouwtje voor. Twee zelfs. Elke ochtend, precies 10 minuten nadat ik het kantoor binnenkom, wordt mij een glaasje dampend-hete thee geserveerd.

In het begin was dat wel anders. De dames wachtten keurig tot mijn baas gearriveerd was, om dan giechelend het kantoor binnen te schuifelen, een schuine blik op mij te werpen en hem te vragen: ‘Wat wil zij drinken?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde mijn baas dan steevast, ‘vraag het haar maar’.

Vol ongeloof keken ze hem dan aan, elke dag opnieuw. Die blonde, ongehoofddoekte buitenlander, die zou hen toch nooit begrijpen als ze haar in het Arabisch zouden vragen wat ze wil drinken? Er werd nogmaals een blik op mij geworpen, schouders opgehaald, en dan werd me voor de zekerheid een kopje koffie én een kopje thee onder de neus geschoven. Toen ik een week lang consequent de koffie had laten staan, werd de conclusie getrokken: thee graag. En thee komt hier automatisch met een paar flinke scheppen suiker.

Het duurde even, maar na een maandje waren de dames over de schok heen en raakten ze eraan gewend dat ik hen in keurig Arabisch, in hun eigen dialect nog wel, een goede morgen wenste. Ik besloot de stap te wagen en hen te vragen of de thee ook wat minder zoet kon.

Laat ik het zo zeggen: of het de perfectie van mijn uitspraak was of de aard van het verzoek zelf is mij nogsteeds niet duidelijk, maar de vraag bleek goed voor een gierende lachbui die zich herhaalde elke keer dat het verhaal aan een toevallig langslopende collega werd verteld. ‘Die buitenlander, die spreekt Arabisch!’ En omdat in Libanon een middenweg niet bestaat, betekent dat dus dat ik volgens hen de taal volledig beheers. Ik speel het spelletje vrolijk mee, met mijn baas als lachende derde op de achtergrond: hij wil graag zien hoe ik me eruit ga redden als ze me een keertje een sandwich met vlees serveren.

* El Maktab: in het Nederlands te vertalen als Het Bureau

Op z'n hondjes (maar dan met wapens)

Het gaat er weer lekker aan toe, politiek gezien. De presidentsverkiezingen zijn voor de 14e keer uitgesteld, aanstaande donderdag is er een demonstratie gepland ‘ter herdenking van de aanslag op voormalig premier Rafik Hariri en tegen de inmenging van Syrië en Iran in de Libanese politiek’ (maar vóór de inmenging van de VS, Frankrijk en Saudi Arabië), en in de openbare spreekbeurten van de belangrijkste politici worden er steeds minder doekjes om gewonden. ‘We zijn niet bang voor confrontatie, wij hebben geen probleem met raketten en zijn klaar voor oorlog’, aldus Druzen-leider Walid Jumblat. ‘We zullen alles verbranden, wat groen is en wat droog is’ – zelfde spreker. Saad Hariri (zoon van, ja), leider van de Sunni’s, drukte het iets minder poetisch maar daarom niet minder duidelijk uit: ‘als we uitgedaagd worden, zullen we niet met de handen gebonden toekijken.’

De speeches doen me niet veel – ik versta ze nauwelijks, dus echt bang word ik er niet van. Wat er na die speeches gebeurt is een ander verhaal: groepjes aanhangers van de betreffende politicus scheuren door de straten met wapperende vlaggen uit de ramen en open daken, en er wordt naar hartelust in de lucht geschoten alsof het een feestdag is. Langzaamaan worden ook de straten één voor één geclaimd. Gisteren waren het 7 mannetjes die een aantal straten vererop een enorme poster van de Hariri’s (vader en zoon) over de weg spanden. Vervolgens bleven ze rondhangen, van tijd tot tijd een paar schoten afvurend. Buurt na buurt, straat na straat wordt het territorium afgebakend. Zou ik moeten verhuizen als er over mijn straat een spandoek gespannen wordt van een politicus van ‘het andere kamp’?

De Vergadering

Het project van de Italiaanse overheid om de Libanese gemeentebesturen te steunen in hun aansturing van de activiteiten van de lokale NGO’s op het gebied van Landbouw en Toerisme (ja, daar gaat je EU-subsidie) was in de afrondingsfase beland, en dus was er een laatste vergadering. De Italiaanse projectleiders en afgevaardigden van deelnemende NGO’s (o.a. die waar ik werk) zouden elkaar ontmoeten in een zaaltje in een gebouw van de gemeente. Geplande aanvangstijd: half 10 ’s ochtends. Om vijf over half 10 kwam mijn collega me ophalen uit mijn kantoor om richting vergadering te gaan. Het koste ons een tijdje om het oude, betonnen gebouw te bereiken en bij gebrek aan electriciteit en dus lift moesten we per trap naar de 4e verdieping stommelen. We werden ontvangen door de coordinatrice van het Ministerie van Landbouw – verder was er nog niemand – die probeerde te regelen dat de generator aan mocht gedurende de vergadering.

Afgebladderde verf en geen electriciteit…

Net vóór tienen begonnen de medewerkers van andere NGO’s binnen te druppelen. Er werden handen geschud, wangen gezoend en extra dassen omgeslagen, want verwarming was nergens te bekennen. Buiten regende het, binnen werden de flesjes water, pakken kleenex en schaaltjes met heerlijke zoete koekjes neergezet. Even gingen de tl-lichten aan, maar dat duurde slechts een paar minuten, toen zaten we weer in het halfduister.

Om tien voor half 11 arriveerde de Italiaanse delegatie en begon het opzetten van scherm en projector, al was er nogsteeds geen electriciteit. Ze werden gevolgd door de burgemeester van Tyr in hoogsteigen persoon, een klein, oud mannetje die iedereen netjes de hand schudde en de vertaler vroeg de Italianen hartelijk welkom te heten. Er werden versnaperingen binnengebracht: vers sap van bananen en aardbeien, een roze drankje in plastic bekers met rietjes. De burgemeester kreeg ook een bekertje.

Roze sapjes met roze rietjes

Het was inmiddels tien over half 11 toen de Italiaan besloot zijn presentatie te beginnen. Hij was nog geen vijf minuten bezig of hij werd onderbroken de de coordinatrice van het Ministerie van Landbouw: de burgemeester verontschuldigde zich, maar hij had nog meer te doen en moest ons dus verlaten. Er werden weer handen geschud en wangen gezoend en de presentatie werd hervat.

Zo’n twintig minuten later wierpen de eerdere inspanningen van de coordinatrice eindelijk vruchten af: de generator en dus de lichten gingen aan. De Italiaan begon zijn praatje weer vanaf het begin – hij had nu tenslotte hulp van zijn verlichtende powerpoint-presentatie! De overige afgevaardigden kregen het koud en begonnen zachtjes heen en weer te lopen door de ruimte, wat voor de coordinatrice het teken was kleine kopjes hete koffie te laten serveren. De Italiaan liet ondertussen met monotone toewijding het ene na het andere schema op zijn scherm verschijnen.

Om half 12 zei mijn baas plotseling: ‘kom, het is afgelopen. We gaan.’ We stonden op en verlieten de ruimte, waar het handenschudden en wangen zoenen alweer was losgebarsten.

Verknald

G*dvrr…. Weer iemand opgeblazen. De afgelopen dagen deden geruchten de ronde dat, na Libanese politici, journalisten en (medewerkers van) ambassades, nu willekeurige buitenlanders het doelwit van aanslagen zouden worden, maar dit keer was het een hooggeplaatste medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdiensten en een aantal passanten.

Shit.

Het blijft een vreemd fenomeen, dat een radeloos gevoel van machteloosheid met zich mee brengt. Wanneer houdt dit nou eens op? Wie heeft het gedaan? En maakt dat eigenlijk wel uit?

Sommigen geven het nieuws een plaats door er direct over te schrijven, terwijl iedereen wel weet dat de reguliere media allang over het aantal doden bericht hebben. Anderen bellen, smsen, mailen met mensen die ze kennen die wonen of werken in de buurt van de explosie. Iedereen veilig? Wel gehoord, niet gewond. Gelukkig.

De gedachten schieten naar mijn eigen leven – kom ik ooit in die buurt? De plannen voor de komende dagen, moet daar iets aan veranderd worden? Zal wel niet. We gaan gewoon door. Kan ik er wat aan doen dat het land de vernieling in draait?