Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Politics / Analysis

Voedselrellen, op z'n Libanees

In 2005, tijdens mijn eerste bezoek aan Libanon, viel het me op dat er nauwelijks bedelaars en daklozen waren op straat. Een enkele straatventer, af en toe een mannetje die schoenen wilde poetsen (mooi weer = slippers = slecht voor zijn zaken), daar bleef het wel bij. Ik vroeg mijn vriendin waarom, wetend dat een groot deel van de Libanese bevolking rond moet komen van €150 per maand voor een gezin van vijf. Volgens haar uitleg zorgde de sociale controle in de Libanese samenleving ervoor dat armoede buiten beeld bleef: iedereen kent iedereen, dus als jouw oom op straat staat te bedelen, wordt jij daarop aangekeken. Als het even kan, zorg je er dus maar beter voor dat al je familieleden en aanverwanten te eten hebben. Nu, drie jaar later, lukt dat kennelijk voor veel mensen niet meer. De stijgende voedselprijzen en de kosten van transport die steeds sneller steeds hoger worden, maken het almaar moeilijker om rond te komen van het minimumloon. Meer en meer mensen proberen een extra inkomen bij elkaar te sprokkelen door loten, kauwgum, schoonmaakartikelen, speelgoed en andere zaken te verkopen op straat. Bij de afslag naar de snelweg staat elke dag een man met een plastic zak vol vis, en hoe later op de dag, hoe wanhopiger hij met zijn koopwaar bijna voor de auto stapt. Met name oude mensen, krom van een leven hard werken, staan op drukke kruispunten in de hoop dat iemand hen een muntstukje toestopt; als je ze 500 lire geeft (€0.25) wensen ze je nog een half uur lang alle zegen Gods toe.

Gisteren heeft de regering bepaald dat het minimumloon omhoog moet van 300.000 lire (€150) naar 450.000 of 500.000 lire (€225 / €250, de kranten berichten verschillende bedragen) per maand. Vandaag is er een staking, georganiseerd door de oppositie, die eisen dat het minimumloon omhoog gaat naar 960.000 lire (€480) of dat de regering maatregelen treft om de effecten van de wereldwijd stijgende voedselprijzen tegen te gaan. Het is jammer dat het wederom een issue is geworden van regering vs. oppositie, want dat betekent dat de staking vandaag voor velen een aanleiding zal zijn om eens een goed robbertje te gaan vechten (met of zonder wapens). En dat, bij mijn weten, brengt meestal niet veel brood op de plank.

De vijanden van Geert

Vanuit Nederland kreeg ik de volgende link opgestuurd: Wilders is not Holland.” Wat ik me afvraag is of de ondertekenaars diezelfde nuance aanbrengen als er ergens een ‘terrorristische aanval” is gepleegd in de naam van God en iedereen om het hardst roept dat “de Moslim-gemeenschap” zich daar openlijk van moet distantiëren. Kennelijk snappen wij Nederlanders zelf nog niet dat een individu niet noodzakelijkerwijs de hele groep vertegenwoordigt, en nu het ons betreft moeten we dat met een website aan de rest van de wereld uitleggen. Mijn lerares Arabisch heeft dat in elk geval wel begrepen. Ziedend kwam ze binnen met een pamflet dat ze op straat van “zo’n bebaarde man met een jurk” had gekregen. Zie hier de laatste geboden zoals opgesteld door een paar studenten van de hoogste Soennietische religieuze authoriteit:

Pamflet

U zult geen contact hebben met landen waar de profeet Mohamad (vrede zij met hem) beledigd wordt, U zult alle economische banden met deze landen doorsnijden, U zult uw ambassadeurs terugtrekken, en U zult werknemers uit dergelijke landen ontslaan. Het papier verscheurend zucht mijn lerares: “Zulke mensen maken bijna dat ik me schaam om Soenniet te zijn. Maar dan hoop ik maar dat iedereen begrijpt dat zulke groeperingen ook niet alle Soennieten vertegenwoordigen”.

Mijn collega’s hebben een praktischere oplossing: “We zullen die man wel eens een email sturen met argumenten tegen zijn betoog. Woorden moet je met woorden bestrijden; hij is niet zoals Amerika dat Israel financieel ondersteund. Dan heeft economisch boycotten zin. Nu gaan we gewoon lekker een stukje Nederlandse kaas kopen.”

De vrienden van Geert

“Zij komt uit Nederland,” zei de boekhandelaar, en wees naar het boek dat naast de kassa lag. De Engelse versie van Mijn Vrijheid, het boek van Ajaan Hirshi Ali. “Weet ik,” zei ik, “ik ook.” “Jullie hebben daar ook Moslims,” vervolgde de boekhandelaar. “Dus ook problemen.”

Dat was anderhalf jaar geleden.

Dezer dagen is haar boek verplaatst naar de onderste schappen. Nu krijg ik af en toe een vraag over ‘die ene minister van jullie, die een film aan het maken is.’ Denemarken is het land van de cartoons, Nederland het land van de anti-Mohamad-film. De meesten willen vooral weten waarom. “Om te bewijzen dat jullie terroristen zijn”, zeg ik dan maar. “Oh ja,” lachen we dan, “waar is de Nederlandse ambassade eigenlijk?”

ABN-AMRO Tower, 9e Verdieping, Ashrafiyeh, Beiroet; ik hoop dat ze hun rampen-draaiboek klaar hebben liggen. Ga ik vast mijn Belgische paspoort oppoetsen. Of misschien is het slim om voorlopig het gerucht dat ik uit Noorwegen kom niet meer tegen te spreken?

Op z'n hondjes (maar dan met wapens)

Het gaat er weer lekker aan toe, politiek gezien. De presidentsverkiezingen zijn voor de 14e keer uitgesteld, aanstaande donderdag is er een demonstratie gepland ‘ter herdenking van de aanslag op voormalig premier Rafik Hariri en tegen de inmenging van Syrië en Iran in de Libanese politiek’ (maar vóór de inmenging van de VS, Frankrijk en Saudi Arabië), en in de openbare spreekbeurten van de belangrijkste politici worden er steeds minder doekjes om gewonden. ‘We zijn niet bang voor confrontatie, wij hebben geen probleem met raketten en zijn klaar voor oorlog’, aldus Druzen-leider Walid Jumblat. ‘We zullen alles verbranden, wat groen is en wat droog is’ – zelfde spreker. Saad Hariri (zoon van, ja), leider van de Sunni’s, drukte het iets minder poetisch maar daarom niet minder duidelijk uit: ‘als we uitgedaagd worden, zullen we niet met de handen gebonden toekijken.’

De speeches doen me niet veel – ik versta ze nauwelijks, dus echt bang word ik er niet van. Wat er na die speeches gebeurt is een ander verhaal: groepjes aanhangers van de betreffende politicus scheuren door de straten met wapperende vlaggen uit de ramen en open daken, en er wordt naar hartelust in de lucht geschoten alsof het een feestdag is. Langzaamaan worden ook de straten één voor één geclaimd. Gisteren waren het 7 mannetjes die een aantal straten vererop een enorme poster van de Hariri’s (vader en zoon) over de weg spanden. Vervolgens bleven ze rondhangen, van tijd tot tijd een paar schoten afvurend. Buurt na buurt, straat na straat wordt het territorium afgebakend. Zou ik moeten verhuizen als er over mijn straat een spandoek gespannen wordt van een politicus van ‘het andere kamp’?

Treat your country as you would treat your mother

In Lebanon, politicians do not talk with each other, they talk to each other. They usually deliver their messages to the leaders of the opposite camp through press-conferences, speeches at rallies and demonstrations, or even interviews or mediators – I often imagine how silent it must be during their meetings, seen that they only start venting their plans and opinions to journalists after the parliamentary sessions are over. This time, Sleiman Franjieh (a Maronite Christian leader who supports the Opposition) called on his fellow Maronite leaders to 'stop using Bkirki, the highest Maronite religious authority, as a platform for politicians to deliver statements'.

Geagea (a Maronite leader who supports the Government) let it be known that 'Franjieh should be respectful towards Bkirki and treat it like it is his mother'.

Enmity between Franjieh and Geagea dates back to the civil war, when Geagea's militia killed Franjieh's family, and it is there that Franjieh found his answer: ‘If Geagea had left my mother alive, I would have known how to treat her well.

In Dutch we say: Zo, die zit.