Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: War

Te koop: ruimte voor oorlogspraat

“L’Altramoda wenst je veiligheid in deze moeilijke tijden. Al onze vestigingen hebben nu uitverkoop (50% korting!) en heten je van harte welkom van 10 uur ’s ochtends tot 5 uur ’s avonds.” De oorlog was al twee weken in volle gang toen ik dit commerciële sms-bericht ontving, maar kennelijk konden zelfs de vallende bommen de Libanese koopmansgeest niet tot zwijgen brengen. Een groot deel van het land leek weliswaar zowel fysiek als emotioneel ongeraakt door de oorlog, maar hoe lang zou het duren voordat ‘oorlog’ de normale staat van bestaan zou zijn, en het héle land weer zou proberen door te gaan als voorheen? Zou een dergelijk moment bestaan? Hoe verwonderlijk zou dat zijn in een land als Libanon, waar conflict en chaos eerder norm dan uitzondering lijken te zijn? Een maand lang werden er in elk geval nauwelijks nieuwe reclame-posters op de borden gelijmd. Vandaar dat er gedurende de hele oorlog overal langs de wegen naar het zuiden geadverteerd werd met ‘De koning te rijk in Rest House Tyre!’ – ietwat ironisch, gezien de ligging van het betreffende hotel: aan het strand in Tyre, midden tussen de Israelische vaartuigen en de lanceerinstallaties van Hezbollah, met al het overvliegend geweld dat daarmee gepaard ging. Slechts één bank durfde het aan te adverteren tijdens de oorlog. Grote aanplakbiljetten gevuld met jaartallen van Israelische invasies, eindigend in 2006, met ‘Ook dit maal zullen we weer herbouwen’. Misschien ietwat voorbarig, maar zeker hoopgevend.

Inmiddels zijn de gevechten en de verdwaasdheid van de afgelopen maand voorbij, en geldt ook in de reclamewereld ruim baan voor de oorlog. Een groot deel van de billboards in het land wordt bezet door de posters van Hezbollah. Ze tonen ons foto’s van vechtende strijders; Hassan Nasrallah; verwoeste huizen met de tekst ‘Made in America – Trade Mark’; de begrafenis van een Israelische soldaat; en een jongetje met een gele vlag. Ernaast wordt in Arabisch, Frans of Engels ‘De Goddelijke Overwinning’ uitgeroepen. Het andere deel van de billboards wordt langzaamaan weer ingenomen door de adverteerders van weleer – banken, mode-winkels en drank. Vrijwel zonder uitzondering refereren ze aan de oorlog, al dan niet spottend. Het bekende whisky merk dat ons aanmoedigt vooral te blijven lopen geeft ons een plaatje van de meter van de benzinetank: leeg. ‘Keep walking’. En beter nog: de brug achter je verwoest? ‘Keep walking’. Die Libanezen zijn niet stuk te krijgen.

Lesgeven

Omdat de meeste buitenlanders uit Libanon vertrokken zijn, is er een tekort aan leerkrachten Engels. En dus klus ik tijdelijk bij in het talencentrum van mijn lerares Arabisch in de zuidelijk buitenwijk van Beirut. Haar gebouw was niet geraakt, dus hoefden alleen de gebarsten ruiten vervangen te worden om de lessen te kunnen hervatten. Het gebouw er achter was wel gebombardeerd, en ligt nu in brokstukken op de parkeerplaats naast de school. Maandagochtend. Zoals iedere dag begin ik met een rondje 'wat hebben jullie gisteren gedaan?' Hassan en Hussein, twee acht-jarige tweelingbroers, springen op om me hun nieuwste aanwinst te laten zien: een badge met een foto van Nasrallah. "Juf, juf, we zijn naar een feest geweest!" Ik probeer de reden van het feest te achterhalen - bruiloft? verjaardag? een politieke demonstratie? "Nee, nee, iemand was dood in de oorlog!" Ik probeer het verschil uit te leggen tussen vrolijke feesten en verdrietige feesten, en dat een begrafenis over het algemeen een verdrietig feest is, maar dat gaat hier niet op. "Nee hoor, juf, hij was dood maar niemand huilde, iedereen was blij!" Dan maar het woord 'martelaar' uitleggen.

Jad valt bijna in slaap. "Sorry juf, maar ik moest vannacht bij mijn broer in bed slapen omdat we nogsteeds geen nieuw huis hebben gevonden en mijn oom en tante wonen ook al bij opa en oma." Ahmad komt helemaal niet meer naar school - door de vernietiging van een brug tussen school en huis is hij nu twee en een half uur per dag onderweg, in plaats van 20 minuten zoals voorheen, en dat werd zijn moeder toch wat al te gortig.

En dan de les waarin we landen en steden behandelen. Ik vraag om een voorbeeld van een land, en krijg de volgende lijst (als je je nog afvraagt wat er rondgaat in de hoofden van deze jongens): Libanon, Palestina, Syrië, Amerika, Nederland, Iran, Israel... Dan denkt er eentje aan vóór de oorlog, toen ze met die andere vlaggen wapperden: Italië, Duitsland, Brazilië, Portugal, Frankrijk, Engeland (komt dit lijstje iemand bekend voor?).

En alsof het nog niet moeilijk genoeg is om je hoofd bij de les te houden na een maand als die we net meegemaakt hebben, kan er ook nog eens niet geplast worden. Door de Israelische bombardementen en de nogsteeds voortdurende blokkade is er niet genoeg electriciteit in Libanon, waardoor er niet genoeg water naar de watertank op het dak gepompt kan worden, waardoor er niet genoeg water is om de wc door te spoelen...Je begrijpt het probleem.

Bint Jbeil, Aitaroun, Maroun el Ras

Eerst woede. Toen verdriet. Toen leegte. En toen begrip voor mensen die fotograaf worden in plaats van journalist: sommige dingen zijn onbeschrijfelijk. Wat volgt is een poging om een rit door het zuiden van Libanon in woorden te vatten. Alles is grauw. Het stof van de brokken beton en cement bedekt alles wat nog eventueel herkenbaar is als huisraad met een dikke grijze laag. Sommige huizen zijn doormidden gespleten, de ene helft in puin op de grond, de andere helft nog overeind – de gemakkelijke fauteuils die eerst voor de televisie stonden, kijken nu ineens uit over de brokstukken. Andere gebouwen zien eruit als een stapel doffe pannenkoeken: plafond op plafond gestapeld, acht, negen, tien lagen dik. Van de persoonlijke bezittingen van de bewoners is niets meer over.

Sommige dorpen zijn voor meer dan de helft vernietigd. Kilometer na kilometer strekt de verwoesting zich uit. Auto’s uitgebrand, resten van benzinestations zwartgeblakerd, elke brug vernietigd. Lange stukken asfalt zonder brug worden onderbroken door enorme kraters in de weg. In de dorpen wordt het leven voor zover mogelijk weer opgepakt: de supermarkt heeft een gat in het dak en een neergestort balkon voor de voordeur, maar alles waar de verpakking van heel is kan via het zijraam verkocht worden. Een groep meisjes zit met de benen bungelend op de rand van een halve verdieping, zwaaiend naar de bulldozer die voorbij komt.

Bint Jbeil, Aitaroun en Maroun el Ras zijn namen die ik alleen kende van het nieuws; het zijn de dorpen dichtbij de Israelische grens waar de hevigste gevechten plaatsvonden. Er doorheen rijden is onwerkelijk. Niets is er meer heel, niets. De weinige huizen die nog overeind staan zijn zwaar beschadigd, ruiten gebarsten, deuren uit hun sponningen gerukt, geen dakpan meer op de juiste plek. Mensen doorzoeken de resten van hun woningen op bruikbare overblijfselen, schijnbaar tevergeefs.

De door Hezbollah opgehangen spandoeken waarschuwen Rice in drie talen dat ze haar ‘nieuwe Midden Oosten’ wel kan vergeten. “Ons bloed heeft gewonnen” wordt afgewisseld met “dit is jullie democratie, USA”. De welbekende gele vlaggen wapperen aan de verbogen stukken ijzer van de gebombardeerde huizen. Ik vraag de taxi-chauffeur of we naar Maroun el Ras kunnen rijden. “Nee,” zegt hij “dat is nu Israel.” Ik zou graag met de Israelische soldaten gaan praten. Ik wil wel eens weten of zij de aanblik van de door hen aangerichte ravage kunnen verdragen.

Stoffige lunch met Het Verzet

“Jullie gaan zeker de ruines bekijken!” Onze medepassagier lachte schamper. We waren onderweg naar Baalbeck, normaal gesproken een toeristische trekpleister vanwege de indrukwekkende overblijfselen van Romeinse tempels en steden, sinds het begin van de oorlog vooral bekend als doelwit voor Israelische aanvallen op Hezbollah. Het plan was inderdaad om de ruines te bekijken – niet de oude stenen, maar de nieuwe puinhopen van de afgelopen weken. Vlak naast het busstation lagen de brokstukken van een gebouw dat ik eerder gezien had. Toen telde het nog 4 verdiepingen. De winkeliers van de zaakjes eromheen waren druk bezig het puin en stof te verwijderen, alle ruiten in de wijde omgeving waren gebarsten.

De sapverkoper op de hoek nodigde ons uit voor een kopje koffie. Het moest wel bij zijn neef thuis gebeuren, want zijn eigen huis bestond niet meer – zijn buurman was iets hoogs binnen Hezbollah. Al snel zaten we aan de lunch in de keuken, in allerijl door de sapverkoper in elkaar gedraaid. Of we hem wel wilden verontschuldigen voor de gebroken ruiten en de gescheurde gordijnen... Plotseling wemelde het huis van de mensen: de hele familie was teruggekomen uit de dorpen rondom Baalbeck, om de schade op te nemen. Nadat oma de neef een uitbrander had gegeven omdat hij gasten had ontvangen in zo’n stoffig huis, was het tijd om ons haar visie te vertellen: “Ik dacht altijd dat Israeliërs slimme mensen waren, maar wat ze nu gedaan hebben is wel heel dom. Nu is iederéén hier voor Hezbollah! En iedereen die niet voor Hezbollah is, is onpatriottistisch.”

Haar kleinzoon krijgt in elk geval een ‘vaderlandslievende’ opvoeding: druk bezig met zijn hervonden speelgoed dat hij meer dan een maand had moeten missen, werd hem opgedragen een liedje voor ons te zingen. Het werd ‘Samidoun’, een populair Hezbollah-deuntje dat zoveel betekent als ‘wij houden vol’, waarna hij door de gang marcheerde op het ritme van ‘Al Mukawama’ (Het Verzet, een andere naam voor Hezbollah). Ineens begon het buiten te onweren. Bij de eerste donderslag dook hij onder de bank, om er niet meer onderuit te komen. “Vliegtuigen! Bommen! Vliegtuigen!” riep hij huilend. Het hart klopte me in de keel. Hoe kon dit kleine jong weten dat de knallen en dreunen ditmaal verfrissende regen brachten, en niet de verwoestende ravage die de hele wijk achter zijn huis in puin had gelegd?

Politiek in Libanon is een dodelijke sport

Soms begrijp ik niets van de Libanese samenleving. Of eigenlijk, soms wíl ik niet begrijpen wat er gebeurt. De antropoloog in mij vindt het waanzinnig interessant, maar als mens zou ik er zo nu en dan liever ver vandaan blijven. Neem een dag als vandaag. Een rustig kopje thee op een terras in Ashrafiyeh (het Christelijke deel van Beiroet) werd ruw verstoord door een grote verzameling mensen op het drukke kruispunt. Politie-agenten hielden het verkeer tegen, uit luidsprekers klonk opzwepende muziek en er werd druk gezwaaid met vlaggen. Niet de Libanese vlag, maar verschillende afbeeldingen van ceders en kruisen. Onder schel gefluit en geklap werd een spandoek aan een gebouw opgehesen: een enorme foto van Bashir Gemayel, ooit hoofd van de Lebanese Forces (een Christelijke militia tijdens de burgeroorlog) en in 1982, het jaar van de Israelische invasie, verkozen tot president maar vermoord voordat hij daadwerkelijk als zodanig was aangetreden.

Het had een gewone herdenking van de dood van een historisch belangrijke politicus kunnen zijn, maar zoiets bestaat niet in Libanon. De Lebanese Forces waren bondgenoten van het Israelische leger in de jaren 80, en er wordt algemeen aangenomen dat de massa-slachtingen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila (aangericht door de Lebanese Forces onder toeziend oog van het Israelische leger) een vergeldingsactie waren voor de dood van Gemayel. Een bijeenkomst als vandaag waarbij uit volle borst gezongen wordt ‘Bashir, we zullen je nooit vergeten!’, een week nadat het staakt-het-vuren een einde maakt aan een Israelisch aanval op de Libanese Moslims, is een duidelijke boodschap. Dit gaat nog wel een stapje verder dan gewoon doorfeesten in oorlogstijd terwijl er elders mensen uitgehongerd worden doordat hun dorpen afgesneden zijn van de rest van het land, verder dan je schouders ophalen en zeggen “dit is hún oorlog, niet de mijne” in je veilige huis in de bergen. Hier worden de verschillen tot het uiterste gedreven, hier wordt ronduit bedoeld: was het Israelische leger maar wat succesvoller geweest, deze keer.

Mijn moslimvrienden lachen gelaten om mijn verontwaardiging. “Wen er maar aan, zo gaat het in Libanon!”

Van je landgenoten moet je het maar hebben.