Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: JoHoJournal

Een nacht in Chhim

Nic vangt de bommen opMay’s huis in Beirut kijkt uit over het vliegveld, en nadat zij en haar familie de eerste twee nachten van de oorlog wakker hadden gelegen van de bombardementen hebben ze hun spullen gepakt en zijn ze naar hun huis in de bergen naast Chhim gevlucht, met medeneming van opa & oma en de Filippijnse huishoudster. Chhim is een stadje gelegen ten noordoosten van Saida, zo’n 30 kilometer onder Beirut, in de Chouf Mountains. Het is een gebied dat sinds lang bewoond wordt door de Druze, een ‘afvallige’ islamitische bevolkingsgroep, met hier en daar een overwegend Christelijk of Soennietisch dorp. Hezbollah-aanhangers zijn er bepaald niet welkom. De twee plaatsjes verderop hebben zelfs de vluchtelingen die vanuit het zuiden kwamen de toegang tot het dorp ontzegd – alles wat ook maar enigzins Sji’ietisch zou kunnen zijn, zal in hun ogen geen genade vinden.

Om May en mezelf van de verveling te verlossen, besloot ik met haar broer mee te rijden die zaken had gedaan hier in de stad. Haar moeder had me verzekerd dat het in Chhim ‘een stuk stiller’ was dan in Beirut, ‘echt, je hoort hier niets! Hoogstens wat gedempte geluiden van ver weg!’ Dat bleek een ietwat optimistische weergave van de werkelijkheid. Omdat Israel bekend is met de Hezbollah-haat van de mensen in de regio, wordt het luchtruim boven de Chouf gezien als veilig terrein om de bommendragers van het zuiden naar de Beqaa-vallei te verplaatsen. De hele nacht was het dan ook een komen en gaan van brommende vliegtuigen die laag overvlogen. Omdat het huis op een bergtop is gebouwd, bood het platte dak ons een uitzicht dat geen enkel TV-station kan laten zien: aan de ene kant de vallei waar de zuidelijke buitenwijk van Beirut opnieuw een grote lading bommen te verduren kreeg; aan de andere kant de kust met de stad Saida, waar het naastgelegen Palestijnse vluchtelingenkamp voor het eerst zwaar bestookt werd. Verder naar het zuiden toe zagen we de stipjes die de vuurballen loslieten - de horizon die eventjes geel en oranje kleurde, de doffe dreunen die erop volgden. Via de schreeuwende radio van opa op de verdieping eronder konden we precies volgen welke dorpen onder vuur lagen. Ook lang nadat we ons bed hadden opgezocht, bleven de dreunen mijn oren binnendringen en mijn dromen bespelen.

De volgende ochtend sprak ik Charif om hem te vertellen dat we al €375 opgehaald hebben. Ik vroeg hem of hij wel had kunnen slapen. ‘De bommen waren vlak naast ons huis’, was alles wat hij kwijt wilde. We hebben het er eerder over gehad. Het is eng, als het zo dichtbij komt, maar tegelijkertijd laat het je geen ruimte om te denken aan de andere vreselijke dingen die gebeuren. Dat de geluiden op het dak vanuit alle gebieden in het land kwamen, deed me ten volle beseffen hoeveel mensen er letterlijk en figuurlijk door deze oorlog geraakt worden. En dat was misschien nog wel moeilijker dan ’s nachts letterlijk wakker geschud worden door harde explosieven vlakbij.

De stad wacht

Beirut is in afwachting. Alles gaat langzamer, het is leger, rustiger, stiller. Niemand weet wat het gaat worden. Zijn we hier echt veilig, of is dat een gedachte die voortkomt uit zelfbescherming? Wat als ze toch besluiten de stad te bombarderen? Tot nu toe waren de dreunen en knallen, hoe zwaar en voelbaar en dichtbij ook, duidelijk gericht op een bepaalde wijk, een aantal kilometer verderop. Die wetenschap zorgde voor een vreemd gevoel van geruststelling. Nu de situatie met de minuut slechter lijkt te worden, is niets meer zeker. Nasrallah heeft dan wel gewaarschuwd Tel Aviv te bestoken als Beirut gebombardeerd zou worden, maar zou Israel zich daar echt door laten weerhouden? Kunnen we erop rekenen dat ze het hele land platwalsen behalve Beirut? Of komt er een punt waarop het ze niet meer uitmaakt en ze wel eens willen zien of hij zijn dreigementen waar kan maken? En welke wijk zullen ze dan als eerste raken? Niemand die het weet, al heeft iedereen er een mening over. Ondertussen raakt de stad steeds verder afgesloten van de rest van het land. De meeste bruggen en wegen die Beirut met de bergen en de steden langs de kust verbinden, zijn vakkundig vernietigd. Een ritje naar Saida, normaal gesproken niet meer dan 30 minuten, duurt nu al gauw een paar uur, en gaat via bergweggetjes langs lege dorpjes waar je aan niemand de weg kan vragen. Benzine is slechts nog in kleine hoeveelheden te verkrijgen, en alleen na een uur wachten in de rij bij het bezine-station, dus op de wegen is het rustig. Electriciteit is op rantsoen – meestal 6 uur wel, dan 6 uur niet, per wijk verschillend. Wij hebben geluk, want in ons gebouw is een bedrijf met een generator die ons op weekdagen tijdens de ‘off-hours’ van stroom voorziet. Het is wel oppassen geblazen met de lift, want daar is de generator niet sterk genoeg voor, en 6 uur klemzitten tussen twee verdiepingen is niet echt een aantrekkelijk vooruitzicht.

Eten is er voorlopig genoeg; Libanezen hebben opmerkelijk genoeg de gewoonte een flinke hoeveelheid van vanalles in huis te hebben. Het lijkt alsof er nog genoeg voorraden zijn in de winkels, maar dat kan ook komen doordat zoveel mensen de stad verlaten hebben en er maar weinig verkocht wordt op het moment. Alleen groenten worden snel schaarser. De paar restaurants die open zijn, hebben een tijdelijk menu, liefkozend ‘oorlogsmenu’ genoemd; vaak niet meer dan een half A4tje. De muziek is gedempt, de sfeer ook. De paar cafés die klanten ontvangen, sluiten de deuren kort na zonsondergang. Niemand is graag op straat in het donker. Elke nacht kan tenslotte de nacht zijn dat ook hier de bommen vallen.

Hulp

Ambulance Rode Kruis"Het Rode Kruis is niet alleen ons logo: heb embleem biedt ons bescherming, aan ons verleend door de Geneva Convention en Internationaal Recht. Het was moeilijk voldoende moed te verzamelen nadat ze de ambulances aangevallen hadden, voor onze vrijwilligers om nog te geloven in het werk dat ze doen". Aan het woord is Ali Saad, de coordinator van het Rode Kruis in Zuid Libanon. Ik spreek met hem in Beirut, een aantal dagen nadat Israelische raketten twee ambulances verwoest hebben. Op beelden van de aanval lijkt het alsof het rode kruis op het dak van de busjes als schietschijf gebruikt is. Vol geraakt.

"Doordat het werk zo gevaarlijk geworden is, hebben we ons moeten beperken tot het allerbelangrijkste: transport van gewonden. Tot nu toe hebben we in Zuid Libanon 2200 gewonden naar ziekenhuizen weten evacueren, maar slechts 200 lichamen weten te bergen, met name diegene die langs de wegen lagen op makkelijk toegankelijke plekken. We hebben slechts beperkt mogelijkheid gehad slachtoffers onder het puin vandaan te halen." Saad werkt al sinds 1984 voor het Rode Kruis in Zuid Libanon, en hij vertelt me dat de bombardementen en verwondingen erger zijn dan in eerdere oorlogen. Pas na een aantal keer doorvragen, laat hij iets meer los dan alleen statistieken. "Het is zo moeilijk om al die lichamen te zien die volledig in stukken zijn gereten, compleet verbrand, ingewanden die een paar meter verderop liggen. Het is onmenselijk." Zijn stem wordt steeds zachter naarmate hij er meer over vertelt. Hij kijkt met gebogen hoofd naar zijn 7-jarige zoontje dat in het kantoor rondhuppelt, en zucht. "Meer dan de helft van de slachtoffers is kind."

Ondanks het zware werk, weet hij ook de positieve dingen te waarderen. Bijvoorbeeld het feit dat zo ontzettend veel Libanezen spontaan bloed zijn komen geven, zonder dat daar een oproep voor nodig was.

Charif, een van mijn vrienden die in Saida de coordinatie van medische voorzieningen in een aantal vluchtelingen-opvangcentra in handen heeft, is ook positief. Er zijn voorlopig voldoende medicijnen in Saida, heeft de apotheker hem verzekerd. Het enige dat hij nodig heeft, is geld om ze te kopen.

Willen jullie wat doen? Ik waardeer het natuurlijk heel erg dat jullie met mij meeleven, maar ik zou het nog meer waarderen als jullie me hierbij willen helpen. Als iedereen die dit leest 5 euro geeft (of meer, natuurlijk), hebben we al snel een flink bedrag om Charif mee te helpen. En met Charif de ongeveer 20.000 vluchtelingen waar hij over waakt. Als je wil geven, graag!, dan kun je het overmaken naar postbanknr. 6630979 tnv N. Kegels te Oosterhout (Gld.). Ik neem het hier kosteloos op bij een geldautomaat en geef het hoogstpersoonlijk aan Charif. Doen wij ook nog eens wat nuttigs. Dankjewel!

Onbegrijpelijk nieuws

Ik weet niet waar ik moet beginnen.Bij de beelden op TV van een zesjarig Libanees meisje, haar been geamputeerd onder de knie vanwege verwondingen veroorzaakt door een bominslag, die zegt: “Ik denk dat ze bommen gooien omdat ze ons niet aardig vinden”?

Bij de beelden op TV van een auto die uit een krater getakeld wordt waar een paar uur geleden nog een brug was, de bestuurder gereduceerd tot stukken verkoold vlees?

Of bij de beelden op TV van de demonstraties wereldwijd tegen de oorlog, in Europa, de USA en zelfs in Jerusalem, waar demonstranten Israel oproepen de bombardementen te stoppen?

En bij de berichten dat de Venezuelaanse president Chavez de ambassadeur uit Israel heeft teruggeroepen?

Het is moeilijk om positief, of beter, enigzins objectief te blijven, als je zoveel verwoesting en pijn ziet. Als je de leugens hoort die aan beide kanten om het hardst roepen de waarheid te zijn. “We hebben bijna onze doelen bereikt”, zegt Olmert. Maar hoe kan dat, als die doelen elke dag veranderen? Een bufferzone van een paar kilometer; of, zoals vanmorgen bekend werd, doorstoten tot aan de Litani rivier, 30 km landinwaarts vanaf de grens? Hezbollah uitschakelen; of, zoals blijkt nadat vannacht voor het eerst grote schade is aangericht aan bruggen en wegen in het christelijke gedeelte van het land, heel Libanon verwoesten?

Israel bericht 300 tot 400 Hezbollah-strijders gedood te hebben, Hezbollah zegt dat het er 45 zijn. Aangezien Hezbollah de dood van haar strijders aankondigt met “al Mukawama tzuff” (met grote vreugde deelt het verzet U mede...), dezelfde woorden als waarmee de bruid wordt geintroduceerd op een bruiloft, is het verleiderlijk te denken dat zij eerlijk zijn over het aantal doden. Maar ook zij zullen hun redenen hebben om nederlagen te verzwijgen, al hebben ze nog zo’n 25.000 strijders over.

Interessanter dan het verschil tussen de Israelische en de Libanese media is het verschil tussen de Libanese TV zenders onderling. Het tegenovergestelde van Al Manar, Hezbollah TV, is LBC, een christelijke zender. Tot nu toe waren zij redelijk neutraal in hun berichtgeving, maar na vannacht hebben ze zich vrijwel geheel tegen Hezbollah gekeerd en is de oorlog in hun ogen veranderd van ‘vaderlandslievende zelfverdediging’ in een ‘pure, nutteloze krachtmeting’. Subtieler is echter het feit dat ze voor het eerst de namen oplazen van de slachtoffers van de aanvallen. De meer dan 800 doden in het zuiden waren statistieken, maar nu ‘Joseph’ en ‘Antoine’ geraakt zijn, kunnen ze er niet langer omheen: de oorlog is niet meer alleen tegen de Sji’ieten, het gaat nu om heel Libanon.

Beirut, oh Beirut

Aan de grens kreeg ik het een beetje benauwd. Ik zag de bussen vol vluchtelingen het land uitgaan en de enorme UN-vrachtwagens vol hulpgoederen het land ingaan. Maar ik had inmiddels mijn paspoort aan de 'wasta' (connecties) van Faysal's vader gegeven, en voor ik het wist was ik Syrië uit en Libanon in. We waren met zijn vieren in de auto: Faysal en zijn vader waren mij en zijn broer op komen halen aan de enige grens die nog open is, die in het Noorden tussen Tripoli en Tartus. De weg naar het zuiden richting Beirut was leger dan normaal, maar verder leek het alsof er niets aan de hand was. Ongeveer een uur van de grens begonnen de gevolgen van de oorlog duidelijker te worden: lange rijen voor de benzine-stations, en meer en meer bedrijven met de rolluiken naar beneden en de deuren gesloten.

Hier in Beirut is het rustig. De straten zijn alweer wat drukker dan toen ik de stad verliet. Alleen de stank van afval is op sommige plaatsen niet te harden - de meeste vuilnismannen komen uit India en zijn inmiddels geëvacueerd...