Qussa

Stories from Afar & Up Close

Een inhaal-bruiloft en 40 bussen haarlak

Traditionele muziekgroepRanda, mijn huisgenootje, is Druze. Afgelopen weekend ging een van haar vrienden uit het dorp waar haar ouders vandaan komen trouwen - met zijn jeugdliefde uit datzelfde dorp in de bergen, beiden 23 jaar oud. Eigenlijk zouden ze op de eerste zondag in Augustus in het huwelijksbootje stappen, maar daar stak de oorlog een stokje voor. Het feest was er nu echter niet minder om.Aangezien de Druzen een van de kleinere bevolkingsgroepen van Libanon zijn, zijn ze nogal bang om volledig van de kaart geveegd te worden door de snel in aantal groeiende Sji’ieten. Ze trouwen daarom bij voorkeur met elkaar, en als dat niet mogelijk is, met een Libanese Christen (al is het geloof oorspronkelijk een afgeleide van Islam). Omdat Randa’s vriendje Sji’iet is (ssst, haar ouders weten nergens van!), kon hij onmogelijk mee naar de bruiloft, dus mocht ik haar gezelschap houden.

Dansen op straatMijn andere vrienden hadden me al grappend gewaarschuwd: een Druze-dorpsbruiloft? Nou, leg je fluorescerende groene kleren maar klaar en begin alvast aan je make-up, want het is niet de bedoeling dat er iets van je natuurlijke huidskleur zichtbaar is! Alle vooroordelen bleken waar. Gelukkig waren Randa en ik goed voorbereid, beiden in onze prachtigste haltertops met gouden armbanden en oorbellen, en meer oogschaduw dan onze oogleden konden verdragen. Na een rit van meer dan anderhalf uur over hevig kronkelende bergweggetjes kwamen we aan in het dorp. Het leek uitgestorven, maar we hoefden niet te vragen waar de bruiloft was: de muziek die we hoorden leidde ons de weg. In de tuin voor het huis zagen we de bruidegom op een troon zitten. Rechts van hem stonden enorme schalen met eten, links van hem rijen en rijen witte plastic tuinstoelen. Het halve dorp was aanwezig, strak in pak of, inderdaad, in felgroene, roze of gele jurken met kraaltjes en pareltjes en tiara’s in het haar. Ik weet het zeker – hier is een deal gaande met de Albert Cuyp. De kapsels van de oudere dames waren heuse kunstwerken: hoog opgepofte plukken haar die onbeweeglijke rondom het hoofd de zuchtjes wind trotseerden. Randa bleef zich verbazen over de hoeveelheid haarlak die voor de gelegenheid gebruikt was, omdat de kapsels zelfs in model bleven tijdens de traditionele dansen, die toch aardig wat op-en-neer gehups vereisen. Er werd naar hartelust gegeten en gedronken – limonade wel te verstaan, want alcohol is verboden. De niet-uitgenodigde helft van het dorp stond aan de andere kant van het tuinhek verlangend toe te kijken.

Nadat het meeste eten op was (en alle vrienden van de bruidegom een poging hadden gedaan Randa of mij te verleiden tot een rondleiding door het huis, bij voorkeur eindigend in één van de slaapkamers), was het tijd om de bruid op te halen. In een grote stoet ging het hele gezelschap op pad door het dorp, voorafgegaan door een groep traditioneel geklede dansers en muzikanten die het geheel begeleidden met gefluit, tromgeroffel en indrukwekkend gespring en gezwaai met sabels. Oude vrouwen in klederdracht smeten handenvol rijst over ons uit - tot groot plezier van Randa, omdat de haarlak sterke aantrekkingskracht uitoefende op de neerdalende korrels. Je begrijpt het al, alle dames in rep en roer, want hoe krijg je dat tussen de stijve lokken uit?

de bruidegom

De bruid stond al te wachten in het gemeenschapshuis van het dorp, geflankeerd door haar bruidsmeisjes, in een glimmende witte jurk en met make-up die van haar gezich afgleed van de hitte. Bij de deur werden ijsjes uitgedeeld aan de gasten, die helaas gesmolten waren tegen de tijd dat we vooraan de rij stonden om de bruid te feliciteren. Gelukkig konden Randa en ik anderhalf uur doodstil zitten zweten voorkomen door net voor het begin van de ceremonie de zaal te ontvluchten. Traditie is mooi, maar met open ramen de bergweggetjes afscheuren is leuker!

****************************************** P.S. En ander goed nieuws: dankzij M.R. van Amersfoort, M.H.F. van der Krogt, J.J.T. Kegels, L.H.M. van Malde (nogmaals!), J.E.C.M. Frank, R. Poldermans en S.G.B. Manuputty, kan ik nog eens €365 (699.000 Libanese lira’s) naar Saida brengen. DANKJULLIEWEL!!

Gewoon, omdat we dat zo gewend zijn

Het was het belangrijkste argument van mijn vrienden om mij over te halen te evacueren, na de eerste Israelische bombardementen op de zuidelijke buitenwijk van Beirut: “Wij zijn gewend aan oorlog. Jij niet!” Het verbaasde me zelf hoe snel ik niet meer opschrok van het geluid van de bombardementen, het schudden van appartement, de enorme zwarte rookwolken boven de stad. Zoals Ghada Shamman schrijft in Beirut Nightmares: “Het is waar. Na verloop van tijd kan een persoon gewend raken aan het geluid van ratelende machinegeweren. Men kan zelfs leren door te slapen terwijl de kogels in de rondte vliegen.” Maar dit is geen gewenning, dit lijkt meer op ontkenning. Om rustig te kunnen slapen, moest ik mezelf wel wijsmaken dat mijn huis veilig was, om overdag in de stad op pad te gaan moest ik er wel in geloven dat de rest van Beirut niet gebombardeerd zou worden. Libanezen worden vaak gezien als oppervlakkig en alleen maar bezig met status, aanzien en schone schijn, zeker de upper-class. Het verbaast me niet dat ze daar zo mee bezig zijn. Als de werkelijkheid waarin je leeft zo ingewikkeld is, zo pijnlijk en de problemen schijnbaar onoplosbaar, wat kun je anders doen dan proberen die werkelijkheid te negeren, te bedekken met een glimmend laagje, en datgene aan te pakken waar je wel invloed op kunt uitoefenen, namelijk geld verdienen?

Nu zijn we langzaam weer aan het wennen aan de opbouw van de vrede, maar volledig vertrouwen doen we het nog niet. De schrik sloeg me dan ook om het hart toen Jezzebel in een reactie op mijn blog zei dat ons plan om naar de Italiaanse mannen / UN soldaten in het zuiden te gaan kijken, helaas “door de actualiteit was ingehaald.” Angstig zapte ik van de ene tv-zender naar de andere om erachter te komen wat ze bedoelde. Had Hezbollah weer een Katusha de grens over gestuurd? Was een Israelische tank weer verder het land ingedrongen? Zouden ze echt weer opnieuw begonnen zijn? Er was nieuws over het ontsnapte Oostenrijkse meisje; de laatste ontwikkelingen in Irak; een bomaanslag op een lid van het onderzoeksteam naar de moord op Hariri, Shehade, terwijl hij onderweg was van Beirut naar het zuiden van Libanon; en de gebruikelijke politieke praatprogramma’s. Niets ongebruikelijks, niets dat erop duidde dat er plotseling iets veranderd was aan de situatie hier. Ook mijn vrienden hadden geen idee wat ze zou kunnen bedoelen.

Ze bleek te doelen op de aanslag op Shehade. Mijn vrienden lachten hartelijk – als ze zich daardoor lieten weerhouden naar het zuiden te rijden! Nee, dan zou het nooit ergens van komen. Het was nieuws, maar geen onderwerp van gesprek; eerder een teken dat alles weer terug was bij het oude. Sommige nare dingen wennen dus toch.

Soldaten zijn ook maar gewoon mannen

Langzamerhand begint de stad vol te lopen met soldaten. Niet dat er vóór de oorlog geen gewapende mannen op straathoeken stonden, of bovenop geparkeerde tanks onder hun zonneschermpjes zaten, maar dat waren veelal politieagenten in grijs/witte camouflagepakken. Het verschil is dat de mannen die nu de kruispunten in de gaten houden, onopvallend groen/bruingevlekte uniformen dragen. De automatische machinegeweren waar hun armen op rusten zijn echter dezelfde als die van hun voorgangers, evenals de blik in hun ogen: meer gericht op het ronddrentelend vrouwelijk schoon dan op de verkeerslicht-negerende taxichauffeurs. Ook in Dahye, de zuidelijke buitenwijk van Beiroet, beginnen de soldaten terrein te winnen. Daags na het staakt-het-vuren was Hezbollah er nog duidelijk de baas: een man in legeruniform die foto’s wilde maken van de ingestorte gebouwen, werd vriendelijk doch dringend verzocht dat niet te doen: een man met een Hezbollah-pet en machinegeweer bepaalde wie er wel en niet langs de hekken mocht om de situatie op film vast te leggen. De aanwezigheid van het Libanese leger begon daarom aan de wegen rondom Dahye, maar inmiddels zijn de tanks al een flink aantal straathoeken verder richting het centrale (en meest verwoeste) gedeelte gestationeerd, onderweg op elk kruispunt een gewapende soldaat achterlatend.

Nu is de Libanese man bepaald geen straf om naar te kijken, dus maak ik graag een wandelingetje door de buurt. Voor mijn Libanese vriendinnen is deze aanblik echter niets nieuws, dus zijn de dames druk bezig een excursie voor het weekend te plannen: een ritje naar het zuiden. Niet om de schade en verwoesting te bekijken, maar om de UN-soldaten eens goed in zich op te nemen. Aldus Rima: “Mmmm.... Italiaanse mannen...!”

Te koop: ruimte voor oorlogspraat

“L’Altramoda wenst je veiligheid in deze moeilijke tijden. Al onze vestigingen hebben nu uitverkoop (50% korting!) en heten je van harte welkom van 10 uur ’s ochtends tot 5 uur ’s avonds.” De oorlog was al twee weken in volle gang toen ik dit commerciële sms-bericht ontving, maar kennelijk konden zelfs de vallende bommen de Libanese koopmansgeest niet tot zwijgen brengen. Een groot deel van het land leek weliswaar zowel fysiek als emotioneel ongeraakt door de oorlog, maar hoe lang zou het duren voordat ‘oorlog’ de normale staat van bestaan zou zijn, en het héle land weer zou proberen door te gaan als voorheen? Zou een dergelijk moment bestaan? Hoe verwonderlijk zou dat zijn in een land als Libanon, waar conflict en chaos eerder norm dan uitzondering lijken te zijn? Een maand lang werden er in elk geval nauwelijks nieuwe reclame-posters op de borden gelijmd. Vandaar dat er gedurende de hele oorlog overal langs de wegen naar het zuiden geadverteerd werd met ‘De koning te rijk in Rest House Tyre!’ – ietwat ironisch, gezien de ligging van het betreffende hotel: aan het strand in Tyre, midden tussen de Israelische vaartuigen en de lanceerinstallaties van Hezbollah, met al het overvliegend geweld dat daarmee gepaard ging. Slechts één bank durfde het aan te adverteren tijdens de oorlog. Grote aanplakbiljetten gevuld met jaartallen van Israelische invasies, eindigend in 2006, met ‘Ook dit maal zullen we weer herbouwen’. Misschien ietwat voorbarig, maar zeker hoopgevend.

Inmiddels zijn de gevechten en de verdwaasdheid van de afgelopen maand voorbij, en geldt ook in de reclamewereld ruim baan voor de oorlog. Een groot deel van de billboards in het land wordt bezet door de posters van Hezbollah. Ze tonen ons foto’s van vechtende strijders; Hassan Nasrallah; verwoeste huizen met de tekst ‘Made in America – Trade Mark’; de begrafenis van een Israelische soldaat; en een jongetje met een gele vlag. Ernaast wordt in Arabisch, Frans of Engels ‘De Goddelijke Overwinning’ uitgeroepen. Het andere deel van de billboards wordt langzaamaan weer ingenomen door de adverteerders van weleer – banken, mode-winkels en drank. Vrijwel zonder uitzondering refereren ze aan de oorlog, al dan niet spottend. Het bekende whisky merk dat ons aanmoedigt vooral te blijven lopen geeft ons een plaatje van de meter van de benzinetank: leeg. ‘Keep walking’. En beter nog: de brug achter je verwoest? ‘Keep walking’. Die Libanezen zijn niet stuk te krijgen.

Lesgeven

Omdat de meeste buitenlanders uit Libanon vertrokken zijn, is er een tekort aan leerkrachten Engels. En dus klus ik tijdelijk bij in het talencentrum van mijn lerares Arabisch in de zuidelijk buitenwijk van Beirut. Haar gebouw was niet geraakt, dus hoefden alleen de gebarsten ruiten vervangen te worden om de lessen te kunnen hervatten. Het gebouw er achter was wel gebombardeerd, en ligt nu in brokstukken op de parkeerplaats naast de school. Maandagochtend. Zoals iedere dag begin ik met een rondje 'wat hebben jullie gisteren gedaan?' Hassan en Hussein, twee acht-jarige tweelingbroers, springen op om me hun nieuwste aanwinst te laten zien: een badge met een foto van Nasrallah. "Juf, juf, we zijn naar een feest geweest!" Ik probeer de reden van het feest te achterhalen - bruiloft? verjaardag? een politieke demonstratie? "Nee, nee, iemand was dood in de oorlog!" Ik probeer het verschil uit te leggen tussen vrolijke feesten en verdrietige feesten, en dat een begrafenis over het algemeen een verdrietig feest is, maar dat gaat hier niet op. "Nee hoor, juf, hij was dood maar niemand huilde, iedereen was blij!" Dan maar het woord 'martelaar' uitleggen.

Jad valt bijna in slaap. "Sorry juf, maar ik moest vannacht bij mijn broer in bed slapen omdat we nogsteeds geen nieuw huis hebben gevonden en mijn oom en tante wonen ook al bij opa en oma." Ahmad komt helemaal niet meer naar school - door de vernietiging van een brug tussen school en huis is hij nu twee en een half uur per dag onderweg, in plaats van 20 minuten zoals voorheen, en dat werd zijn moeder toch wat al te gortig.

En dan de les waarin we landen en steden behandelen. Ik vraag om een voorbeeld van een land, en krijg de volgende lijst (als je je nog afvraagt wat er rondgaat in de hoofden van deze jongens): Libanon, Palestina, Syrië, Amerika, Nederland, Iran, Israel... Dan denkt er eentje aan vóór de oorlog, toen ze met die andere vlaggen wapperden: Italië, Duitsland, Brazilië, Portugal, Frankrijk, Engeland (komt dit lijstje iemand bekend voor?).

En alsof het nog niet moeilijk genoeg is om je hoofd bij de les te houden na een maand als die we net meegemaakt hebben, kan er ook nog eens niet geplast worden. Door de Israelische bombardementen en de nogsteeds voortdurende blokkade is er niet genoeg electriciteit in Libanon, waardoor er niet genoeg water naar de watertank op het dak gepompt kan worden, waardoor er niet genoeg water is om de wc door te spoelen...Je begrijpt het probleem.