Qussa

Stories from Afar & Up Close

De cultuur van tegenwoordig

Lesgeven in 4 VWO, een vrijwel geheel witte klas in Almere. Ik leg uit wat het verschil is tussen dominante cultuur (“het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd”) en tegen-cultuur (“mensen die zich afzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen. Via protesten proberen deze mensen de dominante cultuur te veranderen”). Een leerling steekt zijn hand op en vraagt: ‘Dus Geert Wilders is een voorbeeld van een tegencultuur?’

Ik probeer hem uit te leggen dat Wilders, hoewel luidruchtig protesterend, juist onderdeel is van de dominante cultuur. Dat hij zelfs vindt dat hij die beschermt. De leerling is het hier niet mee eens. ‘Die man begrijpt het niet. We ZIJN hier toch gewoon allerlei kleuren, met Moslims en alles!’

Wat heerlijk te constateren dat in hun wereldbeeld de Nederlandse cultuur niet automatisch wit en christelijk is!

The ultimate question

A friend gave me the book ‘Eating Animals’, written by Jonathan Safran Foer. It is not a plea for becoming vegetarian, as you may think based on the title. However, I am sharing these quotes with you because, like he writes, when I tell people I’m vegetarian, they often respond by ‘pointing out an inconsistency in my lifestyle or try to find a flaw in an argument I never made’. Being vegetarian is not an argument. Jonathan Safran Foer's book is an argument. Below is a passage from the conclusion. I suggest you read the whole book and decide for yourself.

“If we are serious about ending factory farming, then the absolute least we can do is stop sending checks to the absolute worst abusers. For some, the decision to eschew factory-farmed products will be easy. For others, the decision will be a hard one. To those for whom it sounds like a hard decision (…), the ultimate question is whether it is worth the inconvenience. We know, at least, that this decision will help prevent deforestation, curb global warming, reduce pollution, save oil reserves, lessen the burden on rural America, decrease human rights abuses, improve public health, and help eliminate the most systematic animal abuse in world history. What we don’t know, though, may be just as important. How would making such a decision change us? Setting aside the direct material changes initiated by opting out of the factory farm system, the decision to eat with such deliberateness would itself be a force with enormous potential. What kind of world would we create if three times a day we activated our compassion and reason as we sat down to eat, if we had the moral imagination and the pragmatic will to change our most fundamental act of consumption? … It might sound naïve to suggest that whether you order a chicken patty or a veggie burger is a profoundly important decision. Then again, it certainly would have sounded fantastic if in the 1950s you were told that where you sat in a restaurant or on a bus could begin to uproot racism. It would have sounded equally fantastic of you were told in the early 1970s, before César Chávez’s workers’ rights campaigns, that refusing to eat grapes could begin to free farmworkers from slave-like conditions. It might sound fantastic, but when we bother to look, it’s hard to deny that our day-to-day choices shape the world. When America’s early settlers decided to throw a tea party in Boston, forces powerful enough to create a nation were released. Deciding what to eat (and what to toss overboard) is the founding act of production and consumption that shapes all others. Choosing leaf or flesh, factory farm or family farm, does not in itself change the world, but teaching ourselves, our children, our local communities, and our nation to choose conscience over ease can. One of the greatest opportunities to live our values – or betray them – lies in the food we put on our plates. And we will live or betray our values not only as individuals, but as nations. We have grander legacies than the quest for cheap products.”

(Jonathan Safran Foer, ‘Eating Animals’, p. 257-258).

I can’t believe it’s Dutch, episode 1: Eurodance

(This is the first in a series of posts about ‘unknown Dutch treasures’ – themselves usually well-known, but not the fact that they originated here, in this tiny country. Enjoy!) I made a ‘citizenship kit’ for Walid a while ago, to give him some background to life in Holland. (And also so I wouldn’t have to explain cultural references over and over again.) It contained, among other things, a list of songs and movies by Dutch artists that were popular when I grew up.

And what would you know? Some of those were the same songs he grew up with. He just never knew they were Dutch. Now I wouldn’t say they are the greatest legacy of the Dutch people for the rest of the world, but I bet it made a lot of people happy. Do you remember this one?

No Limit by 2Unlimited (aka Ray & Anita), early nineties.

Or this one?

We like to party by the Vengaboys, late nineties.

I thought you would. All Dutch!

Koetjes en kalfjes

Walid volgt een cursus Nederlands voor buitenlanders aan de Universiteit van Amsterdam. Met het leren van de taal komen natuurlijk ook gewoontes en gebruiken om de hoek kijken, en af en toe komt hij vol verbazing thuis over wat hij nu weer over dit kikkerlandje gehoord heeft. Meestal is het positief, maar laatst ook niet: hij klaagde dat ze constant gesprekjes met elkaar moeten voeren over het weer. Elke les opnieuw. Kennelijk praten Nederlanders nogal graag over zon, regen en wat dies meer zij. En het is waar: sinds hij mopperend thuiskwam, heb ik welgeteld 7 keer over het weer gepraat. Dat is best veel, als je bedenkt dat dat pas twee dagen geleden was. Het probleem is vooral dat het me nu zo opvalt, en ik hard mijn best moet doen om een ander onschuldig gespreksonderwerp te verzinnen. Lukt niet.

Gelukkig stuurde een vriend me vandaag het volgende citaat: Het is maar goed dat het weer van tijd tot tijd verandert, anders zouden 9 van de 10 mensen niet weten hoe een conversatie te beginnen. De afzender is een Libanees.

We zijn dus gelukkig niet de enigen die voor ons sociaal verkeer van de weergoden afhankelijk zijn.

Verzetsstrijders

In een van de laatste jaren op de middelbare school hadden we een aantal lessen over de Tweede Wereldoorlog, Hitler, en propaganda. Onze docent geschiedenis / maatschappijleer, meneer Jansen, vroeg ons ter afsluiting: ‘Wie van jullie denkt dat hij of zij in een vergelijkbare situatie in Het Verzet zou gaan?’ Ik geloof dat ik de enige was die geen hand op stak. Gevraagd naar uitleg zei ik dat ik niet zeker wist of ik het wel zou durven, maar vooral, of ik de ernst van de situatie wel in zou zien. Ten tijde van Hitler waren er tenslotte ook miljoenen mensen die ervan overtuigd waren dat die verhalen niet echt waar konden zijn – zoiets ergs kan toch niemand doen? Ik zei ook dat ik hoopte dat ik het zou herkennen, als iemand met zulke ideeën aan de macht probeerde te komen; dat we het niet beetje bij beetje zouden laten gebeuren om opeens na een kleine noodgreep met een voldongen feit gespresenteerd te worden (een voldongen feit met een heel groot aantal aanhangers, welteverstaan).

Eergisteren hadden we een discussie in mijn klas voor docenten maatschappijleer in opleiding. Het liep van ‘wie stemt er eigenlijk op de PVV?’ tot ‘Wilders is net Hitler, die hadden ze toch ook eerder kunnen stoppen!’. We vroegen ons gezamelijk af of het ondemocratisch is om een cordon sanitaire te vormen, of dat het slim zou zijn hem zijn gang te laten gaan zodat hij ‘vanzelf wel op zijn bek zal gaan’. Maar wat nou als dat niet gebeurt? En is dat niet een té groot risico in een economisch wankele tijd als deze? Moeten we deze man koste wat het kost tegengaan of is dat juist in strijd met de democratische principes die wij allen onderschrijven? Moeten we als docenten maatschappijleer werkelijk ieders mening respecteren, ook als leerlingen in navolging van Wilders de meest racistische en anti-democratische taal uitslaan?

Na de uitslag van de Gemeenteraadsverkiezingen gisteravond (PVV de grootste in Almere en de één na grootste in Den Haag) hoop ik dat we tot inkeer komen voordat de Kamerverkiezingen plaatsvinden. Een man/partij die stadscommandos wil invoeren om ‘ongewenste personen’ hardhandig van de straat te vegen, en die wil voorschrijven wat vrouwen wel en niet mogen dragen, die wil ik niet aan de macht hebben in dit land. Als iemand bereid is de ene bevolkingsgroep andere wetten voor te schrijven dan de andere, dan is het voor mij slechts een kwestie van tijd tot ‘mijn’ bevolkingsgroep aan de beurt is. Het doet me ook net iets teveel aan andere donkere periodes in de geschiedenis denken.

Ik weet niet zeker of Wilders zo erg is als Hitler, maar ik weet nu wel zeker wat ik op de middelbare school niet wist: Meneer Jansen, ik ga in Het Verzet. En ik hoop dat alle klasgenoten die toen hun hand opstaken dat ook doen.