Qussa

Stories from Afar & Up Close

Mijn hart huilt...

... en het is nog wel zo'n sterk hart. Gisteren fietste ik nog door de straten van Beirut. Er kwam een jongen naast me rijden op een scooter."La wayn?" vroeg hij "waarvandaan?". "La Holanda", was mijn antwoord. "You're not scared?" zei hij vervolgens, met zijn hand naar de lucht wijzend, waar mogelijk gevaar vandaan zou kunnen komen. Ik schudde mijn hoofd. Ik voelde me niet bang, hoogstens wat gespannen omdat ik niet zeker wist of ik de weg goed genoeg kende om niet per ongeluk toch over een brug of tunnel te hoeven. "You have a strong heart", zei hij, en scheurde er vandoor.

Een half uur later kreeg ik een sms van de ambassade: evacuatie morgenvroeg, verzamelen om half 6 's ochtends. Ik wist dat het bericht ging komen, maar had geprobeerd er niet over na te denken, want ik wist echt niet wat ik voor beslissing moest gaan nemen. Weggaan? Blijven? Er was een mogelijkheid dat ik een Nederlandse journaliste zou kunnen helpen, wat een geweldige kans zou zijn. En hoewel ik me er bewust van was dat wat we tot nu toe hadden meegemaakt nog niet een fractie was van hoe erg het zou kunnen zijn, kon ik met toch voorstellen dat ik zou kunnen blijven. Bovendien, hoe zou ik in hemelsnaam kunnen gaan, terwijl deze mensen, die mij zo na zijn geworden, hier achterblijven? Het is zo tegenstrijdig. Bij Faysal's familie mag ik zeker blijven, die denken dat het wel los zal lopen, maar mijn andere Libanese vrienden roepen om het hardst dat ik moet gaan omdat het allemaal helemaal uit de hand gaat lopen. Mijn antwoord, dat zij dan dus ook maar beter het land kunnen verlaten, wuiven ze weg met 'ach, het zal wel goed komen', maar als ik dan weer tegenwerp dat ik dan dus net zo goed kan blijven, ontkennen ze die bewering weer net zo stellig als ze hem eerder geuit hebben. Ik blijf twijfelen. Mijn gevoel zegt dat ik moet blijven. Hoe dichterbij de bron, hoe eerder ik weet wat er gebeurt, hoe het echt is. Maar mijn verstand weet dat ik voor niemand hier echt iets kan betekenen, zeker wanneer blijkt dat de journaliste voorlopig te druk is om me echt in te kunnen schakelen. Alleen blijven 'voor de ervaring' voelt te egoïstisch – daarvoor zijn er teveel mensen die zich druk om me maken. Uiteindelijk geef ik me gewonnen. Om half 2 's nachts besluit ik met tranen in mijn ogen om te vertrekken, een beslissing volledige gebaseerd op verstand en niet op gevoel.

Huilend probeer ik een combinatie te maken van waardevolle en nuttige spullen, want van de 5 volle tassen en koffers waar ik mee ben aangekomen, mag er maar één mee met de bus, formaat handbagage. Welk paar schoenen? Welk boek? Mijn kettingen gaan mee, het beschermengeltje dat ik van mijn moeder heb meegekregen, mijn waslijn die al 9 jaar gaat waar ik ga... sokken, ondergoed, mijn computer uiteraard, mijn dagboek, mijn aantekeningen... Dan is de koffer vol. Het is inmiddels half 3; nog 1 keer het dak op, en nog één keer slapen met kans op bommen.

Om half 5 op, Faysal brengt me naar de ambassade. Het pleintje voor the Netherlands Tower staat vol, veel ouders met kinderen, een groot aantal Libanese Nederlanders, daartussendoor schuimen de camera-mannen en interview-vrouwen. De twijfel slaat weer keihard toe. Ik kan nog terug, ik kan nog blijven. Met lood in mijn schoenen ben ik de één-na-laatste die zich gaat registreren voor een plaats in één van de bussen. Misschien dat ze allemaal vol zijn, en dat ik niet over mij eigen lot hoef te beslissen... maar nee, er is zelfs ruimschoots plek. Terwijl we staan te wachten, komen de Israeli een halve kilometer verderop overvliegen om de haven te beschadigen. Het valt me op hoeveel mensen opschrikken van de knal. Ik schrik niet, maar kijk Faysal vragend aan: straaljager door de geluidsbarrière of explosie? Ben ik inmiddels zo blasé? Of gewoon heel moe? Langzaam komt er een grote rookwolk boven de huizen uit. Later blijkt dat de Israëli’s de haven gemist hebben, en in plaats daarvan de boel op de parkeerplaats ernaast hebben gegooid. Resultaat: 2 doden.

8 uur. Eindelijk vertrekken we. De bussen hebben grote Nederlandse vlaggen op het dak, maar ik weet niet of raketten wel kunnen 'lezen'. De reis gaat via de kustweg naar het noorden, langs Tripoli, door het minst gebombardeerde deel van Libanon. Alleen vlak voor de grens zien we een legerpost die vannacht vol geraakt is; stukken beton, verbogen ijzeren staven en een zwartgeblakerd stuk muur is alles wat er nog van over is. Aan de grens begint het lange wachten. Er staan bussen van de Tsjechische ambassade, de Braziliaanse, de Zwitserse, rijen dik. De paspoorten worden ingezameld en in grote stapels naar de douane-mannetjes gebracht. Ik huil als ik denk aan de mensen die in Libanon blijven, ik krijg pijn in mijn hart van het idee dat dit hele land stomweg platgeslagen wordt, alles wat net opgebouwd was vernietigd, alsof het allemaal niets waard is. Via sms stromen de berichten binnen: weer bombardementen op de Beqaa, meer burgers gedood in het zuiden, een ziekenhuis in Saida totaal vernietigd. Ik vrees voor Mohamad, die bij zijn grootvader in Saida in het ziekenhuis waakt. Ik probeer hem te bereiken, de telefoon gaat over maar er wordt niet opgenomen, ik raak licht in paniek, blijf proberen maar het netwerk raakt overbelast. Mijn ouders bellen, ze zijn blij dat ik deze beslissing heb genomen, maar tussen het nieuws over de Volkskrant en SBS6 door, voel ik vooral verdriet over het feit dat ik niet gebleven ben. Dan, ineens, zijn we Libanon echt uit. Van een gevoel van opluchting dat ik bij anderen meen te bespeuren, is bij mij geen sprake. Ik voel me laf, ik heb ze in de steek gelaten. De berichten worden er niet beter op. "This is bad. I do not know what words to say. Out of words. Aaaaahhhh", schrijft Ahmad. En May, die vanmorgen nog blij was met het nieuws dat Kofi Annan had opgeroepen tot een staakt-het-vuren, is er nu van overtuigd dat ze allemaal dood zullen zijn voordat de UN samenkomt op donderdag.

De paspoortcontrole aan de Syrische grens verloopt soepeltjes, ondanks eerdere berichten over massale duw- en trekpartijen voor de loketten. Om onduidelijke redenen kunnen we echter nog niet verder, en wederom staan we een aantal uur stil, wachtend in de bus. Eindelijk neemt Mohamad op; het bombardement betrof een ander ziekenhuis. De rest van zijn familie is weer naar het huis in de bergen, maar hij wil zijn grootvader persé niet alleen laten. Ik wil hem toeroepen dat hij aan zichzelf moet denken, die oude man heeft toch niet lang meer te leven, maar besef maar al te goed dat hij hem nooit in de steek zal laten omdat hij nooit met dat schuldgevoel zou kunnen leven.

Dan, om 4 uur 's middags, gaan we eindelijk de grens over. Ik voel me moe en leeg. Het doet pijn. Hoe kan het dat er iemand met veel te veel macht besloten heeft dat de mensen honderd meter verderop niet in vrede mogen leven? Dat alles wat ze hebben zomaar kapot gemaakt kan worden, hun geliefden van hen weggerukt kunnen worden door een druk op de knop, verminkt, verbrand, hun levens gereduceerd tot nietszeggendheden?

Ik ben nu in Syrië en ik wil hier niet zijn, maar ik blijf hier tot ik weer terug kan naar Beirut. Verwacht mij niet in één van de vliegtuigen van het Ministerie van Defensie die vandaag of morgen op Eindhoven Airport zullen landen. Ik ben hier nog niet klaar.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)