Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Beirut

Waarom ben jij nog hier?

Achter de zandzakkenZelf ben ik er nogsteeds niet uit. Was het moedig van me om terug te komen naar Beiroet? Of moet ik mezelf voor gek verklaren? Feit is dat ik geëvacueerd was uit een oorlog en daar twee weken later zonder enig uitzicht op verbetering in de situatie weer naar teruggekeerd ben. En nu zit ik hier, in een stad die ik nog nooit zo leeg gezien heb, en ik probeer een antwoord op de vraag te vinden die me bijna dagelijks gesteld wordt: ‘Waarom ben jij nog hier?’ Ik was in april hier aangekomen om onderzoek te doen naar de invloed van de voorbije oorlog op de huidige levensstijl van mijn generatie, 24-34jarigen. Wat me na verloop van tijd het meest opviel was de gehaastheid, de jachtige houding van veel Libanezen. Alles moest snel-snel en veel-veel – auto’s, sieraden, drank, maar ook onderwijs en banen en vrienden. “Libanezen nemen nooit een jaar vrij om een wereldreis te maken,” zei mijn vriendin Myrna. ‘Iedereen wil alles zo snel mogelijk af hebben, want je weet nooit wanneer er een moment komt dat dat ineens niet meer kan.’ Geen van ons had toentertijd kunnen vermoeden dat haar woorden zo snel bewaarheid zouden worden.

Ze noemen me een echte Libanese. ‘Als je een oorlog meemaakt in Libanon, weet je hoe we echt zijn. Dit is hoe wij leven, niet de oppervlakkige slaapstand van de afgelopen 16 jaar.’ Ondanks de herhaaldelijke verzuchtingen van velen dat iedereen wacht op vrede, dat niemand oorlog wil behalve Nasrallah en Olmert, zijn de meesten het erover eens dat de Libanezen dit langer vol kunnen houden dan de Israeliërs. Ze zijn het immers gewend, deze chaos, deze onzekerheid. En dus bestudeer ik ze verder, de jongeren die het land níet ontvlucht zijn, die ondanks de situatie proberen door te gaan met hun leven. Ik bestudeer ook hun ouders, hun buren, hun stad. Daarom ben ik weer hier. Om met woorden een portret te schetsen van Beiroet en haar inwoners, haar te begrijpen zoals zij écht is.

De stad wacht

Beirut is in afwachting. Alles gaat langzamer, het is leger, rustiger, stiller. Niemand weet wat het gaat worden. Zijn we hier echt veilig, of is dat een gedachte die voortkomt uit zelfbescherming? Wat als ze toch besluiten de stad te bombarderen? Tot nu toe waren de dreunen en knallen, hoe zwaar en voelbaar en dichtbij ook, duidelijk gericht op een bepaalde wijk, een aantal kilometer verderop. Die wetenschap zorgde voor een vreemd gevoel van geruststelling. Nu de situatie met de minuut slechter lijkt te worden, is niets meer zeker. Nasrallah heeft dan wel gewaarschuwd Tel Aviv te bestoken als Beirut gebombardeerd zou worden, maar zou Israel zich daar echt door laten weerhouden? Kunnen we erop rekenen dat ze het hele land platwalsen behalve Beirut? Of komt er een punt waarop het ze niet meer uitmaakt en ze wel eens willen zien of hij zijn dreigementen waar kan maken? En welke wijk zullen ze dan als eerste raken? Niemand die het weet, al heeft iedereen er een mening over. Ondertussen raakt de stad steeds verder afgesloten van de rest van het land. De meeste bruggen en wegen die Beirut met de bergen en de steden langs de kust verbinden, zijn vakkundig vernietigd. Een ritje naar Saida, normaal gesproken niet meer dan 30 minuten, duurt nu al gauw een paar uur, en gaat via bergweggetjes langs lege dorpjes waar je aan niemand de weg kan vragen. Benzine is slechts nog in kleine hoeveelheden te verkrijgen, en alleen na een uur wachten in de rij bij het bezine-station, dus op de wegen is het rustig. Electriciteit is op rantsoen – meestal 6 uur wel, dan 6 uur niet, per wijk verschillend. Wij hebben geluk, want in ons gebouw is een bedrijf met een generator die ons op weekdagen tijdens de ‘off-hours’ van stroom voorziet. Het is wel oppassen geblazen met de lift, want daar is de generator niet sterk genoeg voor, en 6 uur klemzitten tussen twee verdiepingen is niet echt een aantrekkelijk vooruitzicht.

Eten is er voorlopig genoeg; Libanezen hebben opmerkelijk genoeg de gewoonte een flinke hoeveelheid van vanalles in huis te hebben. Het lijkt alsof er nog genoeg voorraden zijn in de winkels, maar dat kan ook komen doordat zoveel mensen de stad verlaten hebben en er maar weinig verkocht wordt op het moment. Alleen groenten worden snel schaarser. De paar restaurants die open zijn, hebben een tijdelijk menu, liefkozend ‘oorlogsmenu’ genoemd; vaak niet meer dan een half A4tje. De muziek is gedempt, de sfeer ook. De paar cafés die klanten ontvangen, sluiten de deuren kort na zonsondergang. Niemand is graag op straat in het donker. Elke nacht kan tenslotte de nacht zijn dat ook hier de bommen vallen.

Onbegrijpelijk nieuws

Ik weet niet waar ik moet beginnen.Bij de beelden op TV van een zesjarig Libanees meisje, haar been geamputeerd onder de knie vanwege verwondingen veroorzaakt door een bominslag, die zegt: “Ik denk dat ze bommen gooien omdat ze ons niet aardig vinden”?

Bij de beelden op TV van een auto die uit een krater getakeld wordt waar een paar uur geleden nog een brug was, de bestuurder gereduceerd tot stukken verkoold vlees?

Of bij de beelden op TV van de demonstraties wereldwijd tegen de oorlog, in Europa, de USA en zelfs in Jerusalem, waar demonstranten Israel oproepen de bombardementen te stoppen?

En bij de berichten dat de Venezuelaanse president Chavez de ambassadeur uit Israel heeft teruggeroepen?

Het is moeilijk om positief, of beter, enigzins objectief te blijven, als je zoveel verwoesting en pijn ziet. Als je de leugens hoort die aan beide kanten om het hardst roepen de waarheid te zijn. “We hebben bijna onze doelen bereikt”, zegt Olmert. Maar hoe kan dat, als die doelen elke dag veranderen? Een bufferzone van een paar kilometer; of, zoals vanmorgen bekend werd, doorstoten tot aan de Litani rivier, 30 km landinwaarts vanaf de grens? Hezbollah uitschakelen; of, zoals blijkt nadat vannacht voor het eerst grote schade is aangericht aan bruggen en wegen in het christelijke gedeelte van het land, heel Libanon verwoesten?

Israel bericht 300 tot 400 Hezbollah-strijders gedood te hebben, Hezbollah zegt dat het er 45 zijn. Aangezien Hezbollah de dood van haar strijders aankondigt met “al Mukawama tzuff” (met grote vreugde deelt het verzet U mede...), dezelfde woorden als waarmee de bruid wordt geintroduceerd op een bruiloft, is het verleiderlijk te denken dat zij eerlijk zijn over het aantal doden. Maar ook zij zullen hun redenen hebben om nederlagen te verzwijgen, al hebben ze nog zo’n 25.000 strijders over.

Interessanter dan het verschil tussen de Israelische en de Libanese media is het verschil tussen de Libanese TV zenders onderling. Het tegenovergestelde van Al Manar, Hezbollah TV, is LBC, een christelijke zender. Tot nu toe waren zij redelijk neutraal in hun berichtgeving, maar na vannacht hebben ze zich vrijwel geheel tegen Hezbollah gekeerd en is de oorlog in hun ogen veranderd van ‘vaderlandslievende zelfverdediging’ in een ‘pure, nutteloze krachtmeting’. Subtieler is echter het feit dat ze voor het eerst de namen oplazen van de slachtoffers van de aanvallen. De meer dan 800 doden in het zuiden waren statistieken, maar nu ‘Joseph’ en ‘Antoine’ geraakt zijn, kunnen ze er niet langer omheen: de oorlog is niet meer alleen tegen de Sji’ieten, het gaat nu om heel Libanon.

Beirut, oh Beirut

Aan de grens kreeg ik het een beetje benauwd. Ik zag de bussen vol vluchtelingen het land uitgaan en de enorme UN-vrachtwagens vol hulpgoederen het land ingaan. Maar ik had inmiddels mijn paspoort aan de 'wasta' (connecties) van Faysal's vader gegeven, en voor ik het wist was ik Syrië uit en Libanon in. We waren met zijn vieren in de auto: Faysal en zijn vader waren mij en zijn broer op komen halen aan de enige grens die nog open is, die in het Noorden tussen Tripoli en Tartus. De weg naar het zuiden richting Beirut was leger dan normaal, maar verder leek het alsof er niets aan de hand was. Ongeveer een uur van de grens begonnen de gevolgen van de oorlog duidelijker te worden: lange rijen voor de benzine-stations, en meer en meer bedrijven met de rolluiken naar beneden en de deuren gesloten.

Hier in Beirut is het rustig. De straten zijn alweer wat drukker dan toen ik de stad verliet. Alleen de stank van afval is op sommige plaatsen niet te harden - de meeste vuilnismannen komen uit India en zijn inmiddels geëvacueerd...

'Mijn vader wil dat ik uit Beiroet vertrek'

Interview Van onze verslaggeefster Kim van KekenVan de online-editie van de Volkskrant.

AMSTERDAM - Cultureel-antropologe Nicolien Kegels bestudeert in Beiroet de invloed van de (voorbije) oorlog op het bruisende uitgaansleven. Nu is het opnieuw oorlog en weet ze niet of ze moet blijven of de stad moet verlaten.

Nicolien Kegels zou zaterdagavond in de Libanese hoofdstad Beiroet naar een concert van Sean Paul gaan, maar de wereldberoemde dancehall-artiest meed de stad wegens zware bombardementen. Een bevriende deejay van Kegels waagde zich vrijdagavond wel in het gewoonlijk bruisende centrum. Er was geen hond.

De Nederlandse zelf staat voor een duivels dilemma. Verlaat ze de stad die zwaar onder vuur ligt en daarmee ook al haar Libanese vrienden? Of pakt ze toch die bus van de ambassade maandagochtend om half zes? Dat kan haar laatste kans zijn weg te komen uit het crisisgebied.

Een paar uur voordat de bus zou moeten vertrekken is ze er nog niet uit. Ze heeft nog zo veel te doen in de stad waarvan ze is gaan houden. Bovendien, de antropologe doet juist onderzoek naar de effecten van (de voormalige) oorlog op het nachtleven.

Nu valt ze dan toch met haar neus in de boter. ‘Ik ben zeer geïnteresseerd in de oorlogservaringen van anderen, nu maak ik het ineens zelf mee.’

De bommen vallen zondagavond vlak voor haar neus. ‘Tja, er is nu meer herrie dan de dagen hiervoor.’

Het telefoongesprek – ze is soms te bereiken – wordt steeds onderbroken door geratel en knallen. Ze staat op het balkon en kijkt naar een ‘knalgele’ lucht boven de stad. ‘Nu valt er weer een, je ziet het daar verderop oplichten. Gek, dat je die dingen zo ziet vallen.’

Het begon allemaal met een paar ‘doffe dreunen’. Woensdagochtend merkte Kegels, die een woning huurt in het westelijke deel van de stad, weinig van de Israëlische bommen. De taxichauffeurs luisterden naar nieuws in plaats van ‘de gebruikelijke habibi-habibi-liedjes’ en er liepen veel meer soldaten rond.

Maar ’s avonds rond elf uur verspreidden de Israëliërs folders die de stedelingen waarschuwden niet te dicht bij Hezbollah-gebouwen te komen. ‘Ironisch genoeg zijn de pamfletten alleen in de christelijke wijken terechtgekomen.’

Diep in de nacht is Kegels verhuisd naar de ouders van Faysal, een goede vriend. Het huis ligt dichterbij de plaatsen waar de meeste bommen vallen, maar ze is liever niet alleen. Bovendien is Faysals vader generaal. ‘Hij weet dus veel van bommen en hoe je ze moet ontwijken.’

Alhoewel: ‘Die woensdagnacht waren zijn ouders het niet met elkaar eens of we nou naar de veilige kelder of het dak moesten gaan.’ Die laatste optie zou interessant zijn, omdat vanaf die plek de inslagen te zien zijn.

De dagen die volgden bleef Kegels vooral binnen. Maar vrijdag is ze, tegen het advies van de ambassade, toch even naar buiten gegaan. ‘Ik ben niet het type dat lang opgesloten kan zitten. De straten in de stad waren verlaten.’

Ondanks haar ogenschijnlijke nuchterheid, raakt de crisis haar. Ze ziet op televisie (als er überhaupt stroom is) de verwoesting, de gewonden en de doden. ‘Het is zo jammer. Een stad die na jaren van oorlog er weer een beetje bovenop aan het komen is, wordt zo weggevaagd. Alsof het niets is.’

Het was juist dat nieuw opgebouwde leven dat ze onderzoekt. Sinds april 2006 begeeft Kegels zich stelselmatig in de hipste clubs van Beiroet. Die doen niet onder voor gelegenheden in Parijs of New York. ‘Ik ben gefascineerd door de ogenschijnlijke oppervlakkigheid en het belang van uiterlijk voor een generatie Libanese jongeren die is opgegroeid tijdens een lelijke burgeroorlog.’

Die jongeren, haar vrienden, bellen haar nu met de mededeling dat ze Beiroet moet verlaten. Voor haar eigen veiligheid. ‘Ik wil ze niet alleen laten, maar zij zeggen dat ze de bommen gewend zijn. Aan de andere kant: als ik het land verlaat, weet ik niet meer hoe het met ze gaat. Ik wil graag helpen, maar weet niet zo goed hoe.’

En Kegels heeft familie in Nederland. ‘Mijn vader wil dat ik terugkom. Mijn broer ook. Mijn moeder staat achter me, welke beslissing ik ook neem. Ze weet dat ik graag oorlogsjournaliste wil worden.’

Aan het einde van het telefoongesprek slaat de twijfel weer toe. ‘Misschien ga ik toch mee met die bus naar Syrië.’ Op de achtergrond klinkt weer een knal. ‘Maar ik blijf daar, want ik wil dichtbij Libanon blijven.’ Ze heeft nog een paar uur om te beslissen, al heeft de ambassade inmiddels gebeld met de vraag wat ze nu van plan is.

Over uitgaan gesproken, zegt Kegels tussen neus en lippen door. De bevriende deejay heeft zaterdagnacht toch gewerkt in een club. Dat vertelde hij haar zondag over de telefoon. ‘Er waren twintig bezoekers, allemaal stomdronken in de hoop de bombardementen te vergeten.’