Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Nederlands

Big Brother heeft Google ontdekt

Een eigengebouwde site hebben heeft zo z’n voordelen: je kunt namelijk plug-ins installeren die allerlei soorten statistieken voor je bijhouden. Interessant dingen, zoals waar de lezers van de site vandaan komen (61% uit Nederland, 8% uit de USA, en 4% uit Libanon bijvoorbeeld, en een paar verdwaalde bezoekers uit Servië en Montenegro, Rusland, Vietnam en Yemen). Er is te zien hoe vaak mensen terugkomen, welke pagina’s ze lezen, en via welke pagina ze doorgelinkt zijn naar Qussa. En daar begint voor mij de lol. Als ze via een zoekmachine komen, kan ik namelijk ook zien waar ze naar op zoek waren – en dat zijn lang niet altijd dingen waar mijn site hen mee van dienst kan zijn: ‘Appartementen in Utrecht’? Sorry. ‘Contactgegevens Ruud Hoff’? Geen idee. ‘Christelijke vakantie verhalen’? Ik dacht het niet. Ook de mensen die op zoek zijn naar de ‘Armeense maffia’, ‘oorlogsverhalen uit Irak’ of ‘reclameposters te koop’ moet ik helaas teleurstellen: Qussa is volledig onbevoegd u met het één of ander in contact te brengen. Maar mocht je willen ‘trouwen [in] Beirut’, dan wil ik wel even voor je rondkijken, en met de vraag ‘zijn Nederlanders welcome in Syria’ ben je ook aan het juiste adres, want ik weet uit eigen ervaring dat het antwoord daarop een volmondig ‘ja’ is.

Nu alleen nog een oplossing vinden voor de mensen die op zoek zijn naar ‘oude vrouwen kapsels’ en die vervolgens terugkwamen op de site via ‘creatief met haarlak’...

Een beter milieu...

Hij zat in het midden van de minibus - verweerd gezicht, donker haar en knokige handen – tussen twee sigaretten-rokende medepassagiers. Ik zat achterin, naast het open raam, en we waren onderweg naar Baalbeck, zo’n twee uur rijden van Beirut. We manoevreerden nog door de volle straten van één van Beirut’s drukste wijken toen hij met een smakkend geluid de laatste druppels uit een blikje Sprite in zijn keelgat liet verdwijnen, het blikje naar achteren doorgaf en mij gebaarde het naar goed Libanees gebruik uit het raam te gooien. Ik pakte het aan en klemde het in een houdertje naast me, om het later in een vuilnisbak te kunnen gooien.

“Nee!” zei hij vriendelijk, en gebaarde nogmaals “uit het raam ermee!” Ik probeerde beleefd en in mijn beste Arabisch uit te leggen dat ik het niet erg vond om het blikje even vast te houden tot ik het op de daarvoor bestemde plek kwijt zou kunnen, zelfs als dat pas in Baalbeck zou zijn: “Nee, afval op straat niet goed. Ik hou het. Geen probleem!” Hij schudde zijn hoofd. “Waarom?! Gooi maar uit het raam! Geen probleem!” “Nee, niet goed, vies.” “Gooi maar! Geen probleem!” “Nee, maakt niet uit, ik hou het wel.” “Gooi maar! Yalla!” “Nee, niet goed.” “Geen probleem! Hier in de stad hebben we Sukleen, die moeten ook werken! Het is beter om dat ding uit het raam te gooien, dan hebben zij ook nog wat te doen!”

Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen – het blikje bleef naast me in de houder geklemd. Onderweg keek hij nog een paar keer om, bevreemd door dit koppige wezen dat maar niet wilde begrijpen hoe de dingen hier gaan. Hij was helaas allang uitgestapt toen we uiteindelijk langs een grote vuilnisbak reden waar ik, onder toeziend oog van de rokende medepassagiers die een grinnik niet konden onderdrukken, het gewraakte blikje met een boogje in kon gooien.

50 procent kans op oorlog

Het was maar een onopvallende statistiek in een artikel in Al Akhbar, een paar dagen geleden: in de 64 jaar durende onafhankelijkheid van Libanon heeft het land 32 jaar in oorlog verkeerd. Twee en dertig jaar. Precies de helft. En de helft dáár weer van waren de 16 jaar burgeroorlog, van 1975 tot 1990, die zelfs de mensen van mijn leeftijd bewust hebben meegemaakt. Geen wonder dus, dat de alles hier altijd wel op de één of andere manier met de oorlog te maken heeft. De films die dezer dagen vertoond worden op het Lebanese Film Festival: ze gaan over de herinnering aan oorlog, het weergeven van oorlog, het overleven van oorlog... en, als dat allemaal niet lukt, over het idee dat een gebrek aan oorlog een gebrek aan Libanees-heid, of zelfs gebrek aan Arabisch-heid betekent. In boeken, tijdschriften, kranten, maar ook in vastgoed-ontwikkeling (zie maar eens een hypotheek te krijgen als een huis zo ongeveer het minst zekere bezit is dat je kunt hebben); zelfs in de natuurbescherming speelt oorlog constant een rol, op de meest onverwachte momenten: bij een eco-project in Mansoureh (Zuid-Libanon) moeten ze sinds vorig jaar een heel nieuw beschermingsplan voor zeeschildpadden opzetten om de voorheen in de bergen levende vossen tegen te houden. Door de constante bombardementen van Israel hadden de vossen hun toevlucht gezocht aan de kust, en hadden daar een smakelijk maaltje gevonden in de enorme nesten met eieren van zeeschildpadden. Nu ze eenmaal weten waar het voedsel te halen is, zijn ze niet meer van het strand weg te krijgen en zijn ze er als eerste bij als de schildpadden klaar zijn om uit hun nest te komen...

Het is op z’n zachtst gezegd verontrustend te noemen om te zien hoe weinig mensen en samenleving leren van het verleden. De politieke situatie gelaten gadenslaand kan ik niet anders concluderen dan dat niemand er serieus aan werkt om de ‘political stand-off’ zoals ze het hier noemen (muurvast gelopen onderhandelingen tussen de zittende regering en de afgetreden oppositie, onder andere met betrekking tot de opkomende presidentsverkiezingen) op gang te krijgen en een oplossing te vinden voor de problemen waaronder het land gebukt gaat. Het is eerder een theater waarvan de hoofdrolspelers (de belangrijkste politici en geestelijken van Libanon) vrijwel zonder uitzondering bloed aan hun handen hebben – als leiders van militias, guerilla-bewegingen of het nationale leger in 1975-1990. Allemaal denken ze het gelijk aan hun kant te hebben en allemaal halen ze in niet mis te verstane bewoordingen naar elkaar uit, elkaar onafgebroken van vanalles beschuldigend, dreigend met ‘red lines’ die niet overschreden dienen te worden want anders... De één zegt dat de ander een marionet is in de handen van Iran (omdat ze wapens en geld van Iran ontvangen), de ander zegt dat de één naar de pijpen danst van de Amerikanen (omdat ze geld en wapens van de VS ontvangen).٭ Allebei waar. En allebei geen stap dichterbij een mogelijke oplossing. Niet heel verwonderlijk dus, dat de gesprekken niet langer gaan over ‘als’ er een burgeroorlog uitbreekt, maar ‘wanneer’, en iedereen voorspellingen doet over waar de scheidslijn tussen de partijen zal gaan lopen. De oude ‘Green Line’ (de weg van de binnenstad van Beirut naar Damascus, Syrië) die Oost- (Christelijk) van West-(Moslim) Beirut scheidde tijdens de oorlog van 1975-1990, is niet langer een automatische grens; het gaat nu om grote wegen tussen overwegend Soennietische buurten en de Sji’ietische buitenwijken. De paar buurten waar Soennieten en Sji’ieten tot noch toe naast elkaar geleefd hebben, worden voor het gemak alvast aangemerkt als toekomstige slagvelden. Hoewel er in het dagelijks leven niet veel van te merken is, is het toch niet zo’n prettig idee: een land met een flink aantal heethoofden waar vrijwel iedereen één of meerdere wapens in huis heeft, geleid door niets-ontzienende politieke mafia-bazen, van allerlei kanten gepord en gepookt om toch vooral de tegenstander eens op de knieën te krijgen... dat kan alleen maar fout gaan. Gelukkig is er nog hoop, want in Libanon krijg je nooit wat je verwacht.

٭ [hoe wrang is het trouwens dat de VS om het hardst roept dat Libanon vrij moet blijven van buitenlandse inmenging (doelend op banden met Iran en Syrië), maar zojuist wel officiëel heeft laten weten dat het Witte Huis niet zal instemmen met een verandering van de Libanese constitutie? Waarom, oh waarom, is het toch nooit inmenging als het de mening van de VS betreft? En ook nooit terrorisme, invasie, of bezetting?]

Vakantie!

De cursus Arabisch is voorbij en het grote banenzoeken is nog niet begonnen, dus ik heb vakantie. Omdat Beirut me zo onderhand de neusgaten uitkomt, werd het tijd voor een uitstapje naar elders. Het zuiden zie ik genoeg (Walid's familie woont verspreid over een flink aantal zuidelijke dorpen en steden), dus het werd een tripje naar het noorden - naar Tripoli, ofwel Trablous zoals de stad hier heet.Tripoli ligt ongeveer 15km van Nahr el Bared, het Palestijnse vluchtelingenkamp waar op dit moment nogsteeds gruwelijk gevochten wordt. Het verbaasde me dan ook niet dat ik direct nadat ik de bus uitstapte werd aangesproken door een aantal taxi-chauffeurs die me naar een huis met uitzicht op het kamp wilden brengen (later hoorde ik dat het vrijwel onmogelijk is om dichtbij het kamp te komen, en dat de meeste journalisten terechtkomen op een plek een paar kilometer van het kamp vandaan - met een heuvel tussen hen en het kamp. Was ik journalist geweest, dan was ik dus ongetwijfeld met een van de taxi's meegegaan). Ik kwam echter voor de overdekte markt en andere toeristische plezierigheden, dus vette pech voor de chauffeurs.

Citadel, Tripoli Citadel, Tripoli Citadel, Tripoli Citadel, Tripoli

En vette pech voor mij. Want ik was zo dom geweest er niet bij stil te staan de vrijdag gebedsdag is. Dat dus de meeste marktkramen om 12 uur sluiten. Dat de mooie moskee natuurlijk niet toegankelijk voor vrouwen is. Dat alle gidsen voor de citadel uit het kruistochten-tijdperk dan liggen te bidden met het hoofd naar Mekka en de billen naar Amerika. Mijn uitstapje bleeft dus beperkt tot het aanhoren van de verschillende 'preken' die uit alle windstreken naar de citadel waaiden, waar ik me vermaakte met het nemen van foto's van de stad van boven.

Tripoli Tripoli Tripoli, vanaf de citadel

Waar ik me nog het meeste over verbaasde, anders dan de verrassende gelijkenis van het oude gedeelte van de stad met Damascus (typisch Oosters in de 1001-nacht-betekenis van het woord), was de enorme hoeveelheid mannen. Werkelijk overal waar ik keek zag ik vrijwel alleen maar mannen! Dat was me zelfs in Syrie nog niet overkomen - de vrouwen daar zijn over het algemeen weinig opvallend en zeker in de minderheid in het openbare leven, maar ze zijn er wel degelijk. Toen ik dit feit voorlegde aan mijn vrienden, later op de avond terug in Beirut, was het gegniffel niet van de lucht. Wat blijkt? Tripoli is de nationale hoofdstad van de herenliefde...