Qussa

Stories from Afar & Up Close

Wachten op de overwinning

Vlak na de grenspost met Masnaa, aan de Syrische kant van de grens, staan vrijwilligers klaar om de vluchtelingen uit Libanon te verwelkomen. Het Advocatengilde van Damascus heeft een grote tent neergezet om vraag en aanbod van hulp te coördineren. Er worden broodjes gesmeerd, koffie en flessen water uitgedeeld, namen genoteerd om verloren familieleden te kunnen herenigen, en er is medische hulp voor mensen die verward of lichtgewond het land binnenkomen. Sommigen vluchtelingen hebben uren in de open laadbak van een vrachtwagen gezeten, anderen zijn uitgeput omdat ze de laatste kilometers in de hitte hebben moeten lopen. In de schaduw van de tent komen ze tot rust. Opluchting het land uit te zijn en verdriet om achtergelaten familie en vrienden wisselen elkaar af.

Syriatel, de nationale telefoonmaatschappij, heeft bussen ter beschikking gesteld om de vluchtelingen naar de opvangplekken in Damascus te vervoeren. “Het maakt ons niet uit wie de mensen zijn of waar ze vandaan komen”, aldus Bassem Najib, advocaat en organisator. “Libanezen zijn onze broeders, en we voelen hun pijn.”

“Ikzelf ben Christen, maar ik sta pal achter de huidige strijd van Hezbollah. Het plan van Israel om verdeeldheid tussen verschillende religies te zaaien, is gedoemd te mislukken. Iedereen hier wil dat Hezbollah dit gaat winnen.”

Een soortgelijk geluid is te horen onder de gevluchte Libanezen die onderdak hebben gevonden in de slaapzalen van de Universiteit van Damascus. Er is hier geen sprake van ‘Hezbollah-moeheid’, de sympathie voor de organisatie is alleen maar sterker geworden. Abbas Zreyk uit Karak, een dorp in de Beqa’a Vallei, stelt het als volgt: “Zij, de Israeliërs, willen de veiligheid van Israel garanderen. Wij willen de veiligheid van de Arabische landen garanderen. Daarom steunen we Hezbollah in het gevecht tegen de Israelische invasie.”

Hij en zijn vrouw en drie kleine kinderen zijn met hun eigen auto naar Syrië gereden. Aan het nummerbord is te zien dat hij in Libanon werkte als taxichauffeur. Hij is blij met de gastvrijheid van de Syriërs. “Ik kan nu niet werken, dus we zijn afhankelijk van de mensen hier. Veel mensen zijn niet gevlucht uit angst niet voor eten en onderdak te kunnen zorgen. Nu zitten ze vast in hun dorpen, afgesloten van de buitenwereld en onder constante dreiging van bombardementen.”

Uit de kofferbak vol met kleding diept hij een paar foto’s op die hij gemaakt heeft in de eerste paar dagen van de oorlog. Brandende en half verkoolde lichamen naast ingestorte huizen. Met ogen die vollopen met tranen vraagt hij of de Nederlandse kranten dit soort foto’s ook publiceren.

Vanuit de slaapzalen wordt omgeroepen dat het lunchtijd is. De 150 vrijwilligers, veelal studenten die zomervakantie hebben, zijn van ’s ochtends 8 uur tot ’s avonds 10 uur in touw om de ongeveer 3000 vluchtelingen die de universiteit herbergt van eten en onderdak te voorzien. In de kantine worden grote stapels brood en kannen water uitgedeeld. Er staat een kleine televisie waarvan het geluid versterkt wordt door een paar grote luidsprekers, maar slechts een enkeling lijkt er acht op te slaan. De meeste mensen hangen gelaten rond in de gangen en op de bankjes buiten onder de bomen. Voor de kinderen worden excursies naar speeltuinen en parken georganiseerd, ouderen kletsen met elkaar of lezen de krant.

Een oma vertelt dat haar kleindochter in de schuildkelder geboren is. Ze hebben haar ‘Naazigha’ genoemd, wat ‘vluchteling’ betekent. Een oude man staart uit het raam. Hij heeft 9 van zijn kinderen en kleinkinderen verloren, bedolven onder het puin van zijn huis. Hij heeft sindsdien geen woord meer gesproken.

In het kantoor van de coordinator komt een welgestelde Syriër gehaast binnenstappen. “Ik heb ruimte voor 10 of 11 families”, zegt hij. “Zal ik er nu direct 3 meenemen?” Voor de Libanese families die in de slaapzalen blijven valt niets anders te doen dan wachten. “Ons huis is verwoest, onze auto’s zijn kapot, we hebben niets meer behalve de kleren die we dragen. Als dit voorbij is, gaan we terug om ons land mooier en sterker op te bouwen dan het ooit geweest is. Tot die tijd wachten we, we wachten op de overwinning van Nasrallah.”