Qussa

Stories from Afar & Up Close

Filtering by Category: Nederlands

Kapot gaat het toch

Zojuist gaf Sjeik Hassan Nasrallah (de leider van Hezbollah) weer een speech gericht aan de Libanese en Israelische bevolking. Het geheel was live te volgen op Al-Manar, de TV-zender van de ‘Partij van God’, voorafgegaan door de gebruikelijke Hezbollah-commercials: luide marsmuziek vergezeld van beelden van guerilla-strijders die tanks opblazen en vlaggen plaatsen op plekken die van historisch belang zijn. Naderhand is het tijd voor de specifiek voor Israel gemaakte filmpjes met plaatjes afkomstig van Google Earth, inclusief de coordinaten en close-ups van Haifa, de energiecentrale voorbij Haifa, en Tel Aviv; dit alles vergezeld van de waarschuwing ‘we weten jullie te vinden’ in het Arabisch en het Hebreeuws. De speech zelf was interessant, om twee redenen: 1) de belofte van Nasrallah om nu dan het doel ‘voorbij Haifa’ te gaan bestoken, zoals hij al eerder dreigde te doen als Israel niet zou luisteren naar de aanvallen op Haifa; en 2) omdat hij bezwoer dat Israel al plannen had liggen om Libanon aan te vallen, maar dat ze nog bezig waren informatie te verzamelen om in September of Oktober hun slag te slaan toen de gelegenheid zich voordeed tot aanval over te gaan.

Ik weet niet welke van deze twee punten mij het meest angst aanjaagt. Het eerste dreigement lijkt het gevaarlijkst: ‘voorbij Haifa’ betekent de energie-centrale ten zuiden van die stad, en het is wel te verwachten dat Israel een aanval daarop (zeker een succesvolle, en gezien de gevechten tot nu toe is het wel te verwachten dat het Hezbollah gaat lukken) niet zomaar over zich heen zal laten komen. Zware bombardementen op verschillende delen van Libanon, misschien voorheen ongeraakte dorpen en steden, zouden heel goed als een passende vergelding gezien kunnen worden.

Het tweede punt is echter belangrijk op de lange termijn, en het is niet verbazingwekkend dat Nasrallah tot vier maal toe benadrukte dat Israel al vergevorderde aanvalsplannen had liggen en dat de Libanezen zich moeten verenigen tegen de gezamelijke vijand: er is een grote kans dat áls het tot een staakt-het-vuren komt en Israel haar aanvallen op Libanon beëindigt, het niet-Sji’itische deel van de bevolking (Sunni-moslims en Christenen) haar frustraties en woede zal botvieren op de Sji’ieten – wat betekent dat het land opnieuw in een eindeloze burgeroorlog zou kunnen belanden.

Dit lijkt misschien vergezocht, maar het is een reële angst van veel van mijn vrienden. En ik kan ze geen ongelijk geven. Tijdens interviews voor mijn onderzoek heb ik een aantal dingen gehoord en gezien waar ik niet erg blij van werd, maar die ik toen terzijde kon schuiven met een ‘ach, zover komt het vast toch nooit’. Met name de Christenen die ik sprak, voelden zich erg kwetsbaar als minderheid in het land en uitten regelmatig hun bereidheid tot ‘zelfverdediging’ (in de Israelische zin van het woord). Sommigen van hen lieten me hun wapens zien, die klaarlagen voor ‘je weet maar nooit wanneer het weer nodig is’. Deze bereidheid, gekoppeld aan een vaak irrationele haat en blinde woede jegens Hezbollah, zou wel eens voor een lelijker vervolg kunnen zorgen dan Israel met al haar tanks en raketten tot nu toe heeft veroorzaakt.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

Twee soldaten

De moraal onder mijn vrienden daalt dieper en dieper. Van het hoopvolle optimisme van een week geleden is niets meer over. “Het gaat,” zegt Faysal als ik hem aan telefoon heb, “mijn moeder huilt en mijn vader schreeuwt, en ik probeer een beslissing te nemen over mijn broer die eventueel terug moet komen uit Finland.” Er is geen beginnen meer aan om ze op te vrolijken met verhalen over voorvallen in Syrië. Het enige waar ze aan kunnen denken is dat Condoleeza Rice Israel nóg een week heeft gegeven voordat de VS de oproep tot een staakt-het-vuren zal steunen, dat de VS haar wapenleveranties aan Israel heeft verhevigd, en dat een einde aan het conflict eerder verder weg dan dichterbij lijkt te komen. Vrienden die eerder vastbesloten waren niet naar hun studies en werk buiten Libanon terug te keren voordat de oorlog over is, beginnen nu één voor één naar manieren te zoeken het land te verlaten. Anderen kunnen nergens naartoe, kunnen alleen hopen en bidden dat het spoedig over zal zijn. Myrna smst me: “Wij zijn veilig. Maar we bidden dat dit allemaal snel tot een einde zal komen. We’ve had enough!” Op elke website waar ik het nieuws probeer te volgen is wel een poll te vinden: “Wie is er schuldig aan de huidige situatie in Libanon? Israel, Hezbollah, Iran of Syrië?” Afhankelijk van de politieke affiliatie van de website is een meerderheid tot bijna iedereen ervan overtuigd dat Hezbollah de grote schuldige is. Zij zijn het immers die de twee soldaten gekidnapt hebben, het incident dat de aanleiding vormde voor deze oorlog. En afgaand op de Westerse media-verslaggeving verbaast het mij niet dat iedereen het vervolg ziet als Israel’s recht om zichzelf te verdedigen, maar het doet wel pijn. Ik had gehoopt politieke analyses achterwege te laten, me te beperken tot de persoonlijke verhalen van mijn vrienden en hun vrienden die me smeken gehoord te worden, maar de huidige politieke retoriek over de Israelische acties klinkt me zo vals in de oren dat ik wel een tegengeluid móet laten horen. Israel houdt er een dubbele logica op na, waardoor ze Hezbollah en Libanon/ de Libaneese regering al naar gelang het hen uitkomt op één hoop gooien, danwel beschouwen als respectievelijk een terroristische organisatie waarmee niet onderhandeld kan worden, en de nationale vertegenwoordiging van een land dat hen via een ‘act of war’ de oorlog heeft verklaard.

Nadat de soldaten ‘gevangen genomen’ waren, vroeg Hezbollah om een gevangenen-ruil: de twee soldaten terug naar Israel, een x-aantal Libanese en Palestijnse gevangenen die Israel al sinds de invasie van 1982 vasthoudt terug naar Libanon. De snelheid waarmee Israel besloot hier niet op in te gaan, maar in plaats daarvan een grootscheepse vernietigingsaanval uit te voeren op het vliegveld, alle bruggen en tunnels ten zuiden van Beirut, een grote electriciteitscentrale, en de zeer dichtbevolkte wijk Dahye van Beirut waar het hoofdkwartier van Hezbollah zich zou bevinden, is verbazingwekkend. Ondanks het feit dat Hezbollah bleef vragen om onderhandelingen over uitwisseling van gevangenen en slechts enkele raketaanvallen uitvoerde op Haifa, bestookte Israel een dag later een aantal dorpen in het zuiden met fosfor-bommen. Mensen werden gewaarschuwd hun dorpen te verlaten, en vervolgens werden de auto’s die deze mensen vervoerden aan flarden geschoten. Dit doet vermoeden dat het al lang niet meer om de twee soldaten ging, maar dat de kidnapping aanleiding vormde voor Israel om een eerder bedacht plan ten uitvoer te brengen.

De vraag waarom er maar geen einde aan lijkt te komen is daarmee belangrijker geworden dan de vraag waarom het is begonnen, en geeft ook aan waar de oplossing gezocht moet worden. Israel blijft beweren dat het hen slechts om Hezbollah strijders is te doen, maar als dat zo is, waarom bestaat dan meer dan 92% van de inmiddels meer dan 350 Libanese slachtoffers uit vrouwen en kinderen? Is dat echt omdat Hezbollah zich verschanst onder de burgers, hen als levend schild probeert te gebruiken? Of is dit, zoals veel mensen hier denken, een poging van Israel om ervoor te zorgen dat de Libanezen Hezbollah gaan haten? Als dat laatste het geval is, dan hebben ze denk ik niet veel meer bereikt dan een versterking van de bestaande standpunten: mensen die de beweging een warm hart toedroegen, doen dat nu nog meer, mensen die er een grondige hekel aan hadden voelen zich ook in hun mening gesterkt, heb ik het idee. Als ze Hezbollah echt willen verzwakken, waarom hebben ze de afgelopen jaren dan niet geprobeerd de regering te helpen om de invloed van de beweging in het zuiden te verminderen door de sociale en economische programma’s die Hezbollah daar uitvoert, over te nemen? En als het Israel om een bufferzone te doen is, een aantal kilometers niemandsland, waarom moet dat dan in Zuid-Libanon en niet in Noord-Israel of in beide landen? Is het echt nodig dat die bufferzone tot aan de Litani-rivier reikt, of is dit een niet-zo-heel-erg-verkapte poging toegang tot Libanees water te verkrijgen? Zou de BBC-reporter beseffen hoe politiek beladen zijn woorden waren toen hij die rivier ‘de natuurlijke grens’ tussen beide landen noemde? Ik denk niet dat er een natuurlijke grens is voor landen die iets minder dan 60 jaar geleden bedacht zijn. Of gaat het hier om nog grotere geo-politieke belangen? Is dit misschien een poging Iran tot oorlog te bewegen, zodat de VS eindelijk een reden heeft de laatste schurkenstaat in het Midden Oosten aan te vallen en de gewenste Pax Americana ten uitvoer te brengen? Denken Israel en de VS echt dat de ontwapening van Hezbollah, de organisatie die zegt te strijden voor de ondergang van de staat Israel, ervoor zal zorgen dat de gevoelens van mensen in de regio jegens Israel zullen veranderen?

De Israelische minister vertelde op CNN doodleuk dat “de meeste Libanezen een grondige hekel hebben aan Hezbollah, en eigenlijk blij zijn dat Israel hen aanpakt”. Nou, ik heb niemand horen juichen toen Israel aan haar vernietigingstocht begon, en zie niemand die meer lijdt onder deze ‘bevrijding van Hezbollah’ dan ‘de meeste Libanezen’. Er zijn inmiddels meer dan 500.000 mensen op de vlucht, ongeveer één zesde deel van de bevolking. Het land ligt in puin, het huilt en smeekt om hulp, maar zelfs trucks met noodrantsoenen en medicijnen worden kapot geschoten.

Het duurt allemaal zo lang. En het wordt alleen maar lelijker. Is dit echt allemaal Hezbollah’s fout? Als Israel echt alleen de twee soldaten terug wil, kan er dan niet gewoon geruild worden? Net als ik klaar ben met typen, belt Faysal: “Ze zijn opnieuw Beirut aan het bombarderen. Dezelfde plek, Dahye. Maar de ramen rammelen en het gebouw staat te trillen. Dat betekent dat ze nog zwaardere bommen gebruiken. Maar ze bombarderen hetzelfde. Waarom!?! HET IS KAPOT, ER IS NIETS MEER!!”.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

... toch?

Na twee dagen in Syrië begint de spanning een beetje te zakken. Het is letterlijk en figuurlijk verderweg. Ik weet dat de kans hier miniem is dat overvliegende vliegtuigen een bom laten vallen, en dat de lift niet zal blijven steken wegens verwachte of onverwachte stroomuitval. Het geeft me een vals gevoel van veiligheid, dat de drang terug te gaan alleen maar groter maakt. Natuurlijk, het halve land is inmiddels verwoest, mensen in hun schuilkelders of op de vlucht in hun auto’s worden tot hoopjes puin gereduceerd door massale raket-aanvallen; maar als ik zelf de geluiden niet hoor, blijft het een show op TV, zij het met een iets te bekend décor. Nogsteeds bel ik elke dag met mijn vrienden die inmiddels vanuit Beirut over heel het land verspreid zijn geraakt. De angst onder hen groeit. Ze zijn bang dat Libanon een speeltuin voor Israel wordt, zodra alle buitenlanders het land uit zijn. En geef ze eens ongelijk – hoeveel groter is de verontwaardiging als er een Canadees gezin met 2 kinderen onder de puin van hun huis bedolven wordt, dan wanneer Libanees gezin met 12 kinderen met één welgemikt projectiel in vlammen opgaat? Elke keer dat ik Joe aan telefoon heb, is hij dronken of stoned. “Vannacht begonnen de bombardementen om 1 uur. Het was de eerste keer dat ik mijn huis voelde schudden. Stel je voor wat de mensen die gebombardeerd worden voelen... Horror. Half Beirut zat compleet in het donker” schrijft hij in een sms. Eén van Faysal’s collega’s woonde in Haret Hreik, de zuidelijke buitenwijk van Beirut waar de Hezbollah haar hoofdkwartier had. Van hun 9-verdiepingen tellende appartementen- complex is niets meer over, het is compleet met de grond gelijk gemaakt. Een groot deel van zijn familie heeft niet op tijd weg kunnen komen.

Ik merk dat mijn telefoontjes voor sommigen een geruststellende werking hebben, immers, het feit dat ik in Syrië blijf wachten betekent dat het nooit echt heel lang kan duren, is het idee. Natuurlijk weet ik niets méér dan zij over hoe dit zal gaan en of en wanneer deze oorlog tot een einde zal komen, maar de illusie van een spoedig en relatief pijnloze oplossing voor het probleem houdt ze op de been. Ik hoor in hun vragen het ongeloof over de situatie doorklinken. “Dit kán gewoon niet lang meer duren! Toch? Ik bedoel, nog een week, maximaal, dan valt er niets meer te bombarderen. En bovendien, de internationale gemeenschap zal dit toch niet blijven aanzien en niet ingrijpen... toch?” Vooral het hoopvolle ‘toch?’ raakt me diep in mijn hart. We kijken allemaal hetzelfde nieuws, en weten allemaal dat de oorlog alweer van de voorpagina’s verdwenen is – sterker nog, dat zowel Bush als een aantal Arabische landen het wel best vinden dat Israel eindelijk Hezbollah eens flink aanpakt. Dat daar een heel land, een heel volk aan ten onder gaat, tja, dat zijn details waar ze zich niet al te druk om maken. Maar ik wel. Want die details, dat zijn mijn vrienden.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

Verderweg. Dichterbij.

"Syria, no war!" zei de taxi chauffeur lachend. De meeste evacuees gingen met het vliegtuig terug naar Nederland gisteravond, na aankomst in Aleppo, maar ik zat in een taxi naar een hotel met internet en hopelijk een werkende airco. Doodop, het huilen stond me nader dan het lachen. En de taxi-chauffeur maar vragen hoe laat hij me morgen op zou halen om het fort, de grootste toeristische attractie van de stad, te gaan bekijken. Van slapen kwam het niet zo erg, ik schrok van elk geluidje, elke dreun maakte me wakker. Het nieuws op TV volgen was lastig; zonder vertaling moest ik vertrouwen op mijn eigen Arabisch, en zeker lezen gaat nog verschrikkelijk langzaam. Ik meende de naam van Ahmad's dorp in de Beqaa voorbij te zien komen, getroffen door een bombardement. Hopelijk had ik het verkeerd gelezen, maar het gevoel van paniek bleef borrelen in mijn buik.

Het VPRO radio-programma De Ochtenden had me gevraagd wat vragen te beantwoorden in de uitzending van vanochtend. Ik wist niet of ik wel wat te vertellen had, maar mijn Libanese vrienden hadden me op het hart gedrukt elke gelegenheid aan te grijpen om over de situatie te vertellen; om erop te wijzen dat er in Libanon inmiddels 230 doden en 480 gewonden zijn gevallen tegenover iets meer dan 30 in Israel, dat het vrijwel allemaal burgers zijn die bepaald niets met Hezbollah te maken hebben... Daar gingen de vragen niet over, maar misschien dat ik wel iets over heb kunnen brengen van de pijn en de onzekerheid die er heerst.

Nu voel ik me een beetje een vluchteling. Voor vannacht heb ik een ander hotel gevonden, en gelukkig komt een Amerikaanse vriend die eerder vanuit Beirut vertrokken was vanavond vanuit Damascus hiernaartoe, maar wie weet waar ik morgen of overmorgen ben? Andere hotelgangers vragen me wat ik doe in Aleppo, ze reageren verschrikt als ik ze zeg waar ik net vandaan kom. Ik ren maar wat rond met mijn ene koffertje met spullen. Het tegenovergestelde van het gevoel van samenhorigheid bij Faysal in huis, waar we slechte grappen maakten over het nieuws en zo hard mogelijk meezongen met 'Eye of the Tiger'.

Ik heb gelukkig een Syrisch telefoonnummer weten te regelen (als je wil bellen: +963 97 416643), dus kan ik op de hoogte blijven van de omstandigheden van mijn vrienden in Libanon. Ik merk dat ze allemaal graag afgeleid willen worden, het liefst zou ik ze over de telefoon een leuk verhaaltje voorlezen. De telefoontjes werken geruststellend, al is het maar heel even, want wie verzekerd mij dat er niet net na het ophangen van de telefoon een bombardement losbarst? Mohamad heeft een rustige nacht gehad en is in staat tot grappen maken, maar bij Ahmad is inderdaad het dorp gebombardeerd. "Het andere eind van het dorp hoor, dus het valt allemaal mee. Oh wacht. Sorry, ik bel je later terug, we moeten even de schuilkelder in." Wat voor leven is dat?

(PS. Bedankt voor jullie ontzettend lieve reacties. Ze helpen me beseffen waarom ik weggegaan ben en niet ben gebleven. Dank jullie wel.)

(PPS. Ik begin niet aan politieke analyses hier, maar een goed artikel van de Wereldomroep is te vinden op: http://www.wereldomroep.nl/achtergronden/middenoos ten/act20060717_israel )

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

Mijn hart huilt...

... en het is nog wel zo'n sterk hart. Gisteren fietste ik nog door de straten van Beirut. Er kwam een jongen naast me rijden op een scooter."La wayn?" vroeg hij "waarvandaan?". "La Holanda", was mijn antwoord. "You're not scared?" zei hij vervolgens, met zijn hand naar de lucht wijzend, waar mogelijk gevaar vandaan zou kunnen komen. Ik schudde mijn hoofd. Ik voelde me niet bang, hoogstens wat gespannen omdat ik niet zeker wist of ik de weg goed genoeg kende om niet per ongeluk toch over een brug of tunnel te hoeven. "You have a strong heart", zei hij, en scheurde er vandoor.

Een half uur later kreeg ik een sms van de ambassade: evacuatie morgenvroeg, verzamelen om half 6 's ochtends. Ik wist dat het bericht ging komen, maar had geprobeerd er niet over na te denken, want ik wist echt niet wat ik voor beslissing moest gaan nemen. Weggaan? Blijven? Er was een mogelijkheid dat ik een Nederlandse journaliste zou kunnen helpen, wat een geweldige kans zou zijn. En hoewel ik me er bewust van was dat wat we tot nu toe hadden meegemaakt nog niet een fractie was van hoe erg het zou kunnen zijn, kon ik met toch voorstellen dat ik zou kunnen blijven. Bovendien, hoe zou ik in hemelsnaam kunnen gaan, terwijl deze mensen, die mij zo na zijn geworden, hier achterblijven? Het is zo tegenstrijdig. Bij Faysal's familie mag ik zeker blijven, die denken dat het wel los zal lopen, maar mijn andere Libanese vrienden roepen om het hardst dat ik moet gaan omdat het allemaal helemaal uit de hand gaat lopen. Mijn antwoord, dat zij dan dus ook maar beter het land kunnen verlaten, wuiven ze weg met 'ach, het zal wel goed komen', maar als ik dan weer tegenwerp dat ik dan dus net zo goed kan blijven, ontkennen ze die bewering weer net zo stellig als ze hem eerder geuit hebben. Ik blijf twijfelen. Mijn gevoel zegt dat ik moet blijven. Hoe dichterbij de bron, hoe eerder ik weet wat er gebeurt, hoe het echt is. Maar mijn verstand weet dat ik voor niemand hier echt iets kan betekenen, zeker wanneer blijkt dat de journaliste voorlopig te druk is om me echt in te kunnen schakelen. Alleen blijven 'voor de ervaring' voelt te egoïstisch – daarvoor zijn er teveel mensen die zich druk om me maken. Uiteindelijk geef ik me gewonnen. Om half 2 's nachts besluit ik met tranen in mijn ogen om te vertrekken, een beslissing volledige gebaseerd op verstand en niet op gevoel.

Huilend probeer ik een combinatie te maken van waardevolle en nuttige spullen, want van de 5 volle tassen en koffers waar ik mee ben aangekomen, mag er maar één mee met de bus, formaat handbagage. Welk paar schoenen? Welk boek? Mijn kettingen gaan mee, het beschermengeltje dat ik van mijn moeder heb meegekregen, mijn waslijn die al 9 jaar gaat waar ik ga... sokken, ondergoed, mijn computer uiteraard, mijn dagboek, mijn aantekeningen... Dan is de koffer vol. Het is inmiddels half 3; nog 1 keer het dak op, en nog één keer slapen met kans op bommen.

Om half 5 op, Faysal brengt me naar de ambassade. Het pleintje voor the Netherlands Tower staat vol, veel ouders met kinderen, een groot aantal Libanese Nederlanders, daartussendoor schuimen de camera-mannen en interview-vrouwen. De twijfel slaat weer keihard toe. Ik kan nog terug, ik kan nog blijven. Met lood in mijn schoenen ben ik de één-na-laatste die zich gaat registreren voor een plaats in één van de bussen. Misschien dat ze allemaal vol zijn, en dat ik niet over mij eigen lot hoef te beslissen... maar nee, er is zelfs ruimschoots plek. Terwijl we staan te wachten, komen de Israeli een halve kilometer verderop overvliegen om de haven te beschadigen. Het valt me op hoeveel mensen opschrikken van de knal. Ik schrik niet, maar kijk Faysal vragend aan: straaljager door de geluidsbarrière of explosie? Ben ik inmiddels zo blasé? Of gewoon heel moe? Langzaam komt er een grote rookwolk boven de huizen uit. Later blijkt dat de Israëli’s de haven gemist hebben, en in plaats daarvan de boel op de parkeerplaats ernaast hebben gegooid. Resultaat: 2 doden.

8 uur. Eindelijk vertrekken we. De bussen hebben grote Nederlandse vlaggen op het dak, maar ik weet niet of raketten wel kunnen 'lezen'. De reis gaat via de kustweg naar het noorden, langs Tripoli, door het minst gebombardeerde deel van Libanon. Alleen vlak voor de grens zien we een legerpost die vannacht vol geraakt is; stukken beton, verbogen ijzeren staven en een zwartgeblakerd stuk muur is alles wat er nog van over is. Aan de grens begint het lange wachten. Er staan bussen van de Tsjechische ambassade, de Braziliaanse, de Zwitserse, rijen dik. De paspoorten worden ingezameld en in grote stapels naar de douane-mannetjes gebracht. Ik huil als ik denk aan de mensen die in Libanon blijven, ik krijg pijn in mijn hart van het idee dat dit hele land stomweg platgeslagen wordt, alles wat net opgebouwd was vernietigd, alsof het allemaal niets waard is. Via sms stromen de berichten binnen: weer bombardementen op de Beqaa, meer burgers gedood in het zuiden, een ziekenhuis in Saida totaal vernietigd. Ik vrees voor Mohamad, die bij zijn grootvader in Saida in het ziekenhuis waakt. Ik probeer hem te bereiken, de telefoon gaat over maar er wordt niet opgenomen, ik raak licht in paniek, blijf proberen maar het netwerk raakt overbelast. Mijn ouders bellen, ze zijn blij dat ik deze beslissing heb genomen, maar tussen het nieuws over de Volkskrant en SBS6 door, voel ik vooral verdriet over het feit dat ik niet gebleven ben. Dan, ineens, zijn we Libanon echt uit. Van een gevoel van opluchting dat ik bij anderen meen te bespeuren, is bij mij geen sprake. Ik voel me laf, ik heb ze in de steek gelaten. De berichten worden er niet beter op. "This is bad. I do not know what words to say. Out of words. Aaaaahhhh", schrijft Ahmad. En May, die vanmorgen nog blij was met het nieuws dat Kofi Annan had opgeroepen tot een staakt-het-vuren, is er nu van overtuigd dat ze allemaal dood zullen zijn voordat de UN samenkomt op donderdag.

De paspoortcontrole aan de Syrische grens verloopt soepeltjes, ondanks eerdere berichten over massale duw- en trekpartijen voor de loketten. Om onduidelijke redenen kunnen we echter nog niet verder, en wederom staan we een aantal uur stil, wachtend in de bus. Eindelijk neemt Mohamad op; het bombardement betrof een ander ziekenhuis. De rest van zijn familie is weer naar het huis in de bergen, maar hij wil zijn grootvader persé niet alleen laten. Ik wil hem toeroepen dat hij aan zichzelf moet denken, die oude man heeft toch niet lang meer te leven, maar besef maar al te goed dat hij hem nooit in de steek zal laten omdat hij nooit met dat schuldgevoel zou kunnen leven.

Dan, om 4 uur 's middags, gaan we eindelijk de grens over. Ik voel me moe en leeg. Het doet pijn. Hoe kan het dat er iemand met veel te veel macht besloten heeft dat de mensen honderd meter verderop niet in vrede mogen leven? Dat alles wat ze hebben zomaar kapot gemaakt kan worden, hun geliefden van hen weggerukt kunnen worden door een druk op de knop, verminkt, verbrand, hun levens gereduceerd tot nietszeggendheden?

Ik ben nu in Syrië en ik wil hier niet zijn, maar ik blijf hier tot ik weer terug kan naar Beirut. Verwacht mij niet in één van de vliegtuigen van het Ministerie van Defensie die vandaag of morgen op Eindhoven Airport zullen landen. Ik ben hier nog niet klaar.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)