Qussa

Stories from Afar & Up Close

... toch?

Na twee dagen in Syrië begint de spanning een beetje te zakken. Het is letterlijk en figuurlijk verderweg. Ik weet dat de kans hier miniem is dat overvliegende vliegtuigen een bom laten vallen, en dat de lift niet zal blijven steken wegens verwachte of onverwachte stroomuitval. Het geeft me een vals gevoel van veiligheid, dat de drang terug te gaan alleen maar groter maakt. Natuurlijk, het halve land is inmiddels verwoest, mensen in hun schuilkelders of op de vlucht in hun auto’s worden tot hoopjes puin gereduceerd door massale raket-aanvallen; maar als ik zelf de geluiden niet hoor, blijft het een show op TV, zij het met een iets te bekend décor. Nogsteeds bel ik elke dag met mijn vrienden die inmiddels vanuit Beirut over heel het land verspreid zijn geraakt. De angst onder hen groeit. Ze zijn bang dat Libanon een speeltuin voor Israel wordt, zodra alle buitenlanders het land uit zijn. En geef ze eens ongelijk – hoeveel groter is de verontwaardiging als er een Canadees gezin met 2 kinderen onder de puin van hun huis bedolven wordt, dan wanneer Libanees gezin met 12 kinderen met één welgemikt projectiel in vlammen opgaat? Elke keer dat ik Joe aan telefoon heb, is hij dronken of stoned. “Vannacht begonnen de bombardementen om 1 uur. Het was de eerste keer dat ik mijn huis voelde schudden. Stel je voor wat de mensen die gebombardeerd worden voelen... Horror. Half Beirut zat compleet in het donker” schrijft hij in een sms. Eén van Faysal’s collega’s woonde in Haret Hreik, de zuidelijke buitenwijk van Beirut waar de Hezbollah haar hoofdkwartier had. Van hun 9-verdiepingen tellende appartementen- complex is niets meer over, het is compleet met de grond gelijk gemaakt. Een groot deel van zijn familie heeft niet op tijd weg kunnen komen.

Ik merk dat mijn telefoontjes voor sommigen een geruststellende werking hebben, immers, het feit dat ik in Syrië blijf wachten betekent dat het nooit echt heel lang kan duren, is het idee. Natuurlijk weet ik niets méér dan zij over hoe dit zal gaan en of en wanneer deze oorlog tot een einde zal komen, maar de illusie van een spoedig en relatief pijnloze oplossing voor het probleem houdt ze op de been. Ik hoor in hun vragen het ongeloof over de situatie doorklinken. “Dit kán gewoon niet lang meer duren! Toch? Ik bedoel, nog een week, maximaal, dan valt er niets meer te bombarderen. En bovendien, de internationale gemeenschap zal dit toch niet blijven aanzien en niet ingrijpen... toch?” Vooral het hoopvolle ‘toch?’ raakt me diep in mijn hart. We kijken allemaal hetzelfde nieuws, en weten allemaal dat de oorlog alweer van de voorpagina’s verdwenen is – sterker nog, dat zowel Bush als een aantal Arabische landen het wel best vinden dat Israel eindelijk Hezbollah eens flink aanpakt. Dat daar een heel land, een heel volk aan ten onder gaat, tja, dat zijn details waar ze zich niet al te druk om maken. Maar ik wel. Want die details, dat zijn mijn vrienden.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

Verderweg. Dichterbij.

"Syria, no war!" zei de taxi chauffeur lachend. De meeste evacuees gingen met het vliegtuig terug naar Nederland gisteravond, na aankomst in Aleppo, maar ik zat in een taxi naar een hotel met internet en hopelijk een werkende airco. Doodop, het huilen stond me nader dan het lachen. En de taxi-chauffeur maar vragen hoe laat hij me morgen op zou halen om het fort, de grootste toeristische attractie van de stad, te gaan bekijken. Van slapen kwam het niet zo erg, ik schrok van elk geluidje, elke dreun maakte me wakker. Het nieuws op TV volgen was lastig; zonder vertaling moest ik vertrouwen op mijn eigen Arabisch, en zeker lezen gaat nog verschrikkelijk langzaam. Ik meende de naam van Ahmad's dorp in de Beqaa voorbij te zien komen, getroffen door een bombardement. Hopelijk had ik het verkeerd gelezen, maar het gevoel van paniek bleef borrelen in mijn buik.

Het VPRO radio-programma De Ochtenden had me gevraagd wat vragen te beantwoorden in de uitzending van vanochtend. Ik wist niet of ik wel wat te vertellen had, maar mijn Libanese vrienden hadden me op het hart gedrukt elke gelegenheid aan te grijpen om over de situatie te vertellen; om erop te wijzen dat er in Libanon inmiddels 230 doden en 480 gewonden zijn gevallen tegenover iets meer dan 30 in Israel, dat het vrijwel allemaal burgers zijn die bepaald niets met Hezbollah te maken hebben... Daar gingen de vragen niet over, maar misschien dat ik wel iets over heb kunnen brengen van de pijn en de onzekerheid die er heerst.

Nu voel ik me een beetje een vluchteling. Voor vannacht heb ik een ander hotel gevonden, en gelukkig komt een Amerikaanse vriend die eerder vanuit Beirut vertrokken was vanavond vanuit Damascus hiernaartoe, maar wie weet waar ik morgen of overmorgen ben? Andere hotelgangers vragen me wat ik doe in Aleppo, ze reageren verschrikt als ik ze zeg waar ik net vandaan kom. Ik ren maar wat rond met mijn ene koffertje met spullen. Het tegenovergestelde van het gevoel van samenhorigheid bij Faysal in huis, waar we slechte grappen maakten over het nieuws en zo hard mogelijk meezongen met 'Eye of the Tiger'.

Ik heb gelukkig een Syrisch telefoonnummer weten te regelen (als je wil bellen: +963 97 416643), dus kan ik op de hoogte blijven van de omstandigheden van mijn vrienden in Libanon. Ik merk dat ze allemaal graag afgeleid willen worden, het liefst zou ik ze over de telefoon een leuk verhaaltje voorlezen. De telefoontjes werken geruststellend, al is het maar heel even, want wie verzekerd mij dat er niet net na het ophangen van de telefoon een bombardement losbarst? Mohamad heeft een rustige nacht gehad en is in staat tot grappen maken, maar bij Ahmad is inderdaad het dorp gebombardeerd. "Het andere eind van het dorp hoor, dus het valt allemaal mee. Oh wacht. Sorry, ik bel je later terug, we moeten even de schuilkelder in." Wat voor leven is dat?

(PS. Bedankt voor jullie ontzettend lieve reacties. Ze helpen me beseffen waarom ik weggegaan ben en niet ben gebleven. Dank jullie wel.)

(PPS. Ik begin niet aan politieke analyses hier, maar een goed artikel van de Wereldomroep is te vinden op: http://www.wereldomroep.nl/achtergronden/middenoos ten/act20060717_israel )

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

Mijn hart huilt...

... en het is nog wel zo'n sterk hart. Gisteren fietste ik nog door de straten van Beirut. Er kwam een jongen naast me rijden op een scooter."La wayn?" vroeg hij "waarvandaan?". "La Holanda", was mijn antwoord. "You're not scared?" zei hij vervolgens, met zijn hand naar de lucht wijzend, waar mogelijk gevaar vandaan zou kunnen komen. Ik schudde mijn hoofd. Ik voelde me niet bang, hoogstens wat gespannen omdat ik niet zeker wist of ik de weg goed genoeg kende om niet per ongeluk toch over een brug of tunnel te hoeven. "You have a strong heart", zei hij, en scheurde er vandoor.

Een half uur later kreeg ik een sms van de ambassade: evacuatie morgenvroeg, verzamelen om half 6 's ochtends. Ik wist dat het bericht ging komen, maar had geprobeerd er niet over na te denken, want ik wist echt niet wat ik voor beslissing moest gaan nemen. Weggaan? Blijven? Er was een mogelijkheid dat ik een Nederlandse journaliste zou kunnen helpen, wat een geweldige kans zou zijn. En hoewel ik me er bewust van was dat wat we tot nu toe hadden meegemaakt nog niet een fractie was van hoe erg het zou kunnen zijn, kon ik met toch voorstellen dat ik zou kunnen blijven. Bovendien, hoe zou ik in hemelsnaam kunnen gaan, terwijl deze mensen, die mij zo na zijn geworden, hier achterblijven? Het is zo tegenstrijdig. Bij Faysal's familie mag ik zeker blijven, die denken dat het wel los zal lopen, maar mijn andere Libanese vrienden roepen om het hardst dat ik moet gaan omdat het allemaal helemaal uit de hand gaat lopen. Mijn antwoord, dat zij dan dus ook maar beter het land kunnen verlaten, wuiven ze weg met 'ach, het zal wel goed komen', maar als ik dan weer tegenwerp dat ik dan dus net zo goed kan blijven, ontkennen ze die bewering weer net zo stellig als ze hem eerder geuit hebben. Ik blijf twijfelen. Mijn gevoel zegt dat ik moet blijven. Hoe dichterbij de bron, hoe eerder ik weet wat er gebeurt, hoe het echt is. Maar mijn verstand weet dat ik voor niemand hier echt iets kan betekenen, zeker wanneer blijkt dat de journaliste voorlopig te druk is om me echt in te kunnen schakelen. Alleen blijven 'voor de ervaring' voelt te egoïstisch – daarvoor zijn er teveel mensen die zich druk om me maken. Uiteindelijk geef ik me gewonnen. Om half 2 's nachts besluit ik met tranen in mijn ogen om te vertrekken, een beslissing volledige gebaseerd op verstand en niet op gevoel.

Huilend probeer ik een combinatie te maken van waardevolle en nuttige spullen, want van de 5 volle tassen en koffers waar ik mee ben aangekomen, mag er maar één mee met de bus, formaat handbagage. Welk paar schoenen? Welk boek? Mijn kettingen gaan mee, het beschermengeltje dat ik van mijn moeder heb meegekregen, mijn waslijn die al 9 jaar gaat waar ik ga... sokken, ondergoed, mijn computer uiteraard, mijn dagboek, mijn aantekeningen... Dan is de koffer vol. Het is inmiddels half 3; nog 1 keer het dak op, en nog één keer slapen met kans op bommen.

Om half 5 op, Faysal brengt me naar de ambassade. Het pleintje voor the Netherlands Tower staat vol, veel ouders met kinderen, een groot aantal Libanese Nederlanders, daartussendoor schuimen de camera-mannen en interview-vrouwen. De twijfel slaat weer keihard toe. Ik kan nog terug, ik kan nog blijven. Met lood in mijn schoenen ben ik de één-na-laatste die zich gaat registreren voor een plaats in één van de bussen. Misschien dat ze allemaal vol zijn, en dat ik niet over mij eigen lot hoef te beslissen... maar nee, er is zelfs ruimschoots plek. Terwijl we staan te wachten, komen de Israeli een halve kilometer verderop overvliegen om de haven te beschadigen. Het valt me op hoeveel mensen opschrikken van de knal. Ik schrik niet, maar kijk Faysal vragend aan: straaljager door de geluidsbarrière of explosie? Ben ik inmiddels zo blasé? Of gewoon heel moe? Langzaam komt er een grote rookwolk boven de huizen uit. Later blijkt dat de Israëli’s de haven gemist hebben, en in plaats daarvan de boel op de parkeerplaats ernaast hebben gegooid. Resultaat: 2 doden.

8 uur. Eindelijk vertrekken we. De bussen hebben grote Nederlandse vlaggen op het dak, maar ik weet niet of raketten wel kunnen 'lezen'. De reis gaat via de kustweg naar het noorden, langs Tripoli, door het minst gebombardeerde deel van Libanon. Alleen vlak voor de grens zien we een legerpost die vannacht vol geraakt is; stukken beton, verbogen ijzeren staven en een zwartgeblakerd stuk muur is alles wat er nog van over is. Aan de grens begint het lange wachten. Er staan bussen van de Tsjechische ambassade, de Braziliaanse, de Zwitserse, rijen dik. De paspoorten worden ingezameld en in grote stapels naar de douane-mannetjes gebracht. Ik huil als ik denk aan de mensen die in Libanon blijven, ik krijg pijn in mijn hart van het idee dat dit hele land stomweg platgeslagen wordt, alles wat net opgebouwd was vernietigd, alsof het allemaal niets waard is. Via sms stromen de berichten binnen: weer bombardementen op de Beqaa, meer burgers gedood in het zuiden, een ziekenhuis in Saida totaal vernietigd. Ik vrees voor Mohamad, die bij zijn grootvader in Saida in het ziekenhuis waakt. Ik probeer hem te bereiken, de telefoon gaat over maar er wordt niet opgenomen, ik raak licht in paniek, blijf proberen maar het netwerk raakt overbelast. Mijn ouders bellen, ze zijn blij dat ik deze beslissing heb genomen, maar tussen het nieuws over de Volkskrant en SBS6 door, voel ik vooral verdriet over het feit dat ik niet gebleven ben. Dan, ineens, zijn we Libanon echt uit. Van een gevoel van opluchting dat ik bij anderen meen te bespeuren, is bij mij geen sprake. Ik voel me laf, ik heb ze in de steek gelaten. De berichten worden er niet beter op. "This is bad. I do not know what words to say. Out of words. Aaaaahhhh", schrijft Ahmad. En May, die vanmorgen nog blij was met het nieuws dat Kofi Annan had opgeroepen tot een staakt-het-vuren, is er nu van overtuigd dat ze allemaal dood zullen zijn voordat de UN samenkomt op donderdag.

De paspoortcontrole aan de Syrische grens verloopt soepeltjes, ondanks eerdere berichten over massale duw- en trekpartijen voor de loketten. Om onduidelijke redenen kunnen we echter nog niet verder, en wederom staan we een aantal uur stil, wachtend in de bus. Eindelijk neemt Mohamad op; het bombardement betrof een ander ziekenhuis. De rest van zijn familie is weer naar het huis in de bergen, maar hij wil zijn grootvader persé niet alleen laten. Ik wil hem toeroepen dat hij aan zichzelf moet denken, die oude man heeft toch niet lang meer te leven, maar besef maar al te goed dat hij hem nooit in de steek zal laten omdat hij nooit met dat schuldgevoel zou kunnen leven.

Dan, om 4 uur 's middags, gaan we eindelijk de grens over. Ik voel me moe en leeg. Het doet pijn. Hoe kan het dat er iemand met veel te veel macht besloten heeft dat de mensen honderd meter verderop niet in vrede mogen leven? Dat alles wat ze hebben zomaar kapot gemaakt kan worden, hun geliefden van hen weggerukt kunnen worden door een druk op de knop, verminkt, verbrand, hun levens gereduceerd tot nietszeggendheden?

Ik ben nu in Syrië en ik wil hier niet zijn, maar ik blijf hier tot ik weer terug kan naar Beirut. Verwacht mij niet in één van de vliegtuigen van het Ministerie van Defensie die vandaag of morgen op Eindhoven Airport zullen landen. Ik ben hier nog niet klaar.

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)

'Mijn vader wil dat ik uit Beiroet vertrek'

Interview Van onze verslaggeefster Kim van KekenVan de online-editie van de Volkskrant.

AMSTERDAM - Cultureel-antropologe Nicolien Kegels bestudeert in Beiroet de invloed van de (voorbije) oorlog op het bruisende uitgaansleven. Nu is het opnieuw oorlog en weet ze niet of ze moet blijven of de stad moet verlaten.

Nicolien Kegels zou zaterdagavond in de Libanese hoofdstad Beiroet naar een concert van Sean Paul gaan, maar de wereldberoemde dancehall-artiest meed de stad wegens zware bombardementen. Een bevriende deejay van Kegels waagde zich vrijdagavond wel in het gewoonlijk bruisende centrum. Er was geen hond.

De Nederlandse zelf staat voor een duivels dilemma. Verlaat ze de stad die zwaar onder vuur ligt en daarmee ook al haar Libanese vrienden? Of pakt ze toch die bus van de ambassade maandagochtend om half zes? Dat kan haar laatste kans zijn weg te komen uit het crisisgebied.

Een paar uur voordat de bus zou moeten vertrekken is ze er nog niet uit. Ze heeft nog zo veel te doen in de stad waarvan ze is gaan houden. Bovendien, de antropologe doet juist onderzoek naar de effecten van (de voormalige) oorlog op het nachtleven.

Nu valt ze dan toch met haar neus in de boter. ‘Ik ben zeer geïnteresseerd in de oorlogservaringen van anderen, nu maak ik het ineens zelf mee.’

De bommen vallen zondagavond vlak voor haar neus. ‘Tja, er is nu meer herrie dan de dagen hiervoor.’

Het telefoongesprek – ze is soms te bereiken – wordt steeds onderbroken door geratel en knallen. Ze staat op het balkon en kijkt naar een ‘knalgele’ lucht boven de stad. ‘Nu valt er weer een, je ziet het daar verderop oplichten. Gek, dat je die dingen zo ziet vallen.’

Het begon allemaal met een paar ‘doffe dreunen’. Woensdagochtend merkte Kegels, die een woning huurt in het westelijke deel van de stad, weinig van de Israëlische bommen. De taxichauffeurs luisterden naar nieuws in plaats van ‘de gebruikelijke habibi-habibi-liedjes’ en er liepen veel meer soldaten rond.

Maar ’s avonds rond elf uur verspreidden de Israëliërs folders die de stedelingen waarschuwden niet te dicht bij Hezbollah-gebouwen te komen. ‘Ironisch genoeg zijn de pamfletten alleen in de christelijke wijken terechtgekomen.’

Diep in de nacht is Kegels verhuisd naar de ouders van Faysal, een goede vriend. Het huis ligt dichterbij de plaatsen waar de meeste bommen vallen, maar ze is liever niet alleen. Bovendien is Faysals vader generaal. ‘Hij weet dus veel van bommen en hoe je ze moet ontwijken.’

Alhoewel: ‘Die woensdagnacht waren zijn ouders het niet met elkaar eens of we nou naar de veilige kelder of het dak moesten gaan.’ Die laatste optie zou interessant zijn, omdat vanaf die plek de inslagen te zien zijn.

De dagen die volgden bleef Kegels vooral binnen. Maar vrijdag is ze, tegen het advies van de ambassade, toch even naar buiten gegaan. ‘Ik ben niet het type dat lang opgesloten kan zitten. De straten in de stad waren verlaten.’

Ondanks haar ogenschijnlijke nuchterheid, raakt de crisis haar. Ze ziet op televisie (als er überhaupt stroom is) de verwoesting, de gewonden en de doden. ‘Het is zo jammer. Een stad die na jaren van oorlog er weer een beetje bovenop aan het komen is, wordt zo weggevaagd. Alsof het niets is.’

Het was juist dat nieuw opgebouwde leven dat ze onderzoekt. Sinds april 2006 begeeft Kegels zich stelselmatig in de hipste clubs van Beiroet. Die doen niet onder voor gelegenheden in Parijs of New York. ‘Ik ben gefascineerd door de ogenschijnlijke oppervlakkigheid en het belang van uiterlijk voor een generatie Libanese jongeren die is opgegroeid tijdens een lelijke burgeroorlog.’

Die jongeren, haar vrienden, bellen haar nu met de mededeling dat ze Beiroet moet verlaten. Voor haar eigen veiligheid. ‘Ik wil ze niet alleen laten, maar zij zeggen dat ze de bommen gewend zijn. Aan de andere kant: als ik het land verlaat, weet ik niet meer hoe het met ze gaat. Ik wil graag helpen, maar weet niet zo goed hoe.’

En Kegels heeft familie in Nederland. ‘Mijn vader wil dat ik terugkom. Mijn broer ook. Mijn moeder staat achter me, welke beslissing ik ook neem. Ze weet dat ik graag oorlogsjournaliste wil worden.’

Aan het einde van het telefoongesprek slaat de twijfel weer toe. ‘Misschien ga ik toch mee met die bus naar Syrië.’ Op de achtergrond klinkt weer een knal. ‘Maar ik blijf daar, want ik wil dichtbij Libanon blijven.’ Ze heeft nog een paar uur om te beslissen, al heeft de ambassade inmiddels gebeld met de vraag wat ze nu van plan is.

Over uitgaan gesproken, zegt Kegels tussen neus en lippen door. De bevriende deejay heeft zaterdagnacht toch gewerkt in een club. Dat vertelde hij haar zondag over de telefoon. ‘Er waren twintig bezoekers, allemaal stomdronken in de hoop de bombardementen te vergeten.’

A day in the life...

Vandaag was een rustige dag. Zoals gezegd werd ik ’s nachts alleen wakker van de muggen – de doffe dreunen van de bombardementen in de verte hielden me niet uit mijn slaap. Pas rond een uur of 8 werd ik wakker, aan de draaiende ventilator kon ik zien dat we stroom hadden. En stroom betekent TV en internet! Als eerste dus alle zenders checken, zien wat er ’s nachts heeft plaatsgevonden. Niet veel nieuws: bombardementen in het zuiden en de Bekaa.We hangen rond op de bank, bellen en sms-en vrienden binnen en buiten Libanon. De meeste van mijn huisgenoten zijn nog in Beirut, maar veel buitenlandse vrienden zijn vertrokken of onderweg. Andrew smst vanuit Syrië, probeert me over te halen ook te vertrekken, maar op het nieuws zijn er berichten over bombardementen op alle wegen naar Syrië, dus ik blijf hier. Naar de supermarkt: de wegen zijn leeg en ook in de winkels zijn niet veel mensen te vinden. Er zijn verbazingwekkend veel verse producten; vlees, zuivel en groente en fruit. Mensen slaan grote zakken mail en rijst in, blikken tonijn en bonen, en pakken kaarsen en batterijen. De pretpakketten met 2 flessen Pepsi en een zak popcorn blijven, ondanks de aanbieding, hoog opgestapeld in de schappen liggen.

Dan komt er een bericht van de Nederlandse ambassade: “Frankrijk is een evacuatie aan het voorbereiden, Nederland doet daaraan mee, nader bericht volgt.” Faysal en ik rijden naar mijn appartement om de rest van mijn spullen op te halen; mijn huisgenoten zijn inmiddels ook aan het inpakken. We scheuren terug, bruggen en tunnels vermijdend, want de geruchten dat de Israelis die binnenkort gaan bombarderen zijn hardnekkig. Even is er geen stroom, dus de concierge krijgt de opdracht mijn tassen naar boven te dragen. Tot ons grote geluk zet het bedrijf op de 3e verdieping even later de generator aan, en kunnen we op de hoogte blijven van de gebeurtenissen. Er zijn ongeveer 7 nieuwszenders die we om de beurt bekijken. Elke zender heeft de politieke kleur van de ‘eigenaar’, en het nieuws heeft de bijbehorende prioriteiten: Al Manar bijvoorbeeld is van Hezbollah, en zendt non-stop propaganda-filmpjes uit met opzwepende marsmuziek en teksten onder in beeld die het laatste nieuws weergeven.

De rest van de dag brengen we zo door: op de hoogte proberen te blijven van het nieuws, nog eens met vrienden sms-en, zeker nadat er bekend wordt dat alle wegen naar Syrië inmiddels afgesloten zijn en de vuurtoren en de haven van Beirut gebombardeerd zijn. Voor lezen of studeren ben ik wat te onrustig, en ook de anderen houden het bij kletsen en dutjes doen. Wachten, wachten en wachten. De grappen worden steeds grover, zeker als er beelden op TV verschijnen van verkoolde families, en kinderen die onthoofd zijn, op de vlucht voor de Israelische bombardementen. Aan het begin van de avond komt er nieuw bericht van de ambassade: er is een gezamelijke poging van EU landen om vanaf maandag de Europeanen het land uit te krijgen. Er is beperkte capaciteit, en families en mensen met medische complicaties eerst. Ik heb me wel ingeschreven, maar erbij gezegd dat ik pas onderaan de lijst hoef – mensen die echt weg moeten eerst graag.

Buiten is het nogsteeds rustig; de meeste winkels zijn gesloten, auto’s rijden er nauwelijks, alleen veel scooters met jongens van mijn leeftijd die uit verveling over de lege brug gaan rondcrossen. Wat een verschil met een gewone zaterdagavond, wanneer de stad vergeven is van de dure auto’s en toeterende taxi op weg naar restaurants en nightclubs. Vanavond zouden we naar een concert van Sean Paul gaan, maar de dancehall artiest is waarschijnlijk veilig op Jamaica gebleven...

(oorspronkelijk geplaatst op qussa.johojournal.nl)